Trabi M2A Kap 1

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen

Slide 1 - Tekstslide

 Grammatik
3NeXT

Slide 2 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 3 - Sleepvraag

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

............... du Zeit für mich? (haben)

Slide 5 - Open vraag

Ich ------ heute viel zu tun. (haben)

Slide 6 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben. (haben)

Slide 7 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen. (haben)

Slide 8 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van haben?
A
gehaben
B
gehat
C
gehabt
D
gehabe

Slide 9 - Quizvraag

............... du Zeit für mich?

Slide 10 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 11 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 12 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 13 - Open vraag

 sein ( zijn)



leer deze onregelmatige werkwoord uit je hoofd!!

Slide 14 - Tekstslide

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 15 - Sleepvraag

Wir________ heute allein zu Hause.
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind

Slide 16 - Quizvraag

Ihr ___________ hier zum ersten Mal.
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind

Slide 17 - Quizvraag

Daniel _________ zu spät.
A
bin
B
ist
C
bist
D
seid

Slide 18 - Quizvraag

jij bent

Slide 19 - Open vraag

zij is

Slide 20 - Open vraag

zij zijn

Slide 21 - Open vraag

ik ben

Slide 22 - Open vraag

jullie zijn

Slide 23 - Open vraag

Zahlen von 0 bis 20
Hoe schrijf je deze getallen in het Duits op ?

Slide 24 - Tekstslide

13
A
dreiziehn
B
dreizehn
C
driezehn

Slide 25 - Quizvraag

16
A
sechzehn
B
sechszehn
C
sechzenh

Slide 26 - Quizvraag

6
A
segs
B
zechs
C
sechs

Slide 27 - Quizvraag

12
A
zwölf
B
zwolf
C
zwölv

Slide 28 - Quizvraag

17
A
siebenzehen
B
siebzehn
C
seibzehn

Slide 29 - Quizvraag

15
A
fünfzien
B
funfzehn
C
fünfzehn

Slide 30 - Quizvraag

W-Fragen

Slide 31 - Open vraag

Wohin
Wann
Was
Warum
Wer
Wo
Wanneer
Waarheen
Wie
Woher
Wat
Waarom
Wie
Waar
Hoe
Waar......vandaan

Slide 32 - Sleepvraag

(Hoe)............. heißt du ?
A
wer
B
wo
C
wie

Slide 33 - Quizvraag

(wie) .............. ist dein Bruder?
A
wie
B
wer
C
wer

Slide 34 - Quizvraag

(waar vandaan)
................ kommst du ?
A
woher
B
wohier
C
woherr

Slide 35 - Quizvraag

(waar naartoe)
................ gehst du ?
A
wohien
B
wohin
C
woohin

Slide 36 - Quizvraag

(waar)

............ wohnst du?
A
woe
B
who
C
wo

Slide 37 - Quizvraag

(wat)

................ ist dein Hobby?
A
what
B
wass
C
was

Slide 38 - Quizvraag

Trabi M2A Kap 1
Wörterliste 

Slide 39 - Tekstslide

das Handy
A
de hand
B
de handigheid
C
het mobieltje

Slide 40 - Quizvraag

das Fahrrad
A
de fiets
B
het verraad
C
de vaart

Slide 41 - Quizvraag

das Alter
A
de ouders
B
de leeftijd
C
het altaar

Slide 42 - Quizvraag

toll
A
tol
B
leuk
C
dol

Slide 43 - Quizvraag

die Eltern
A
de ouders
B
elders
C
de eelt

Slide 44 - Quizvraag

der Tag
A
het tak
B
de dag
C
de taal

Slide 45 - Quizvraag

Der Wohnort
A
de woonoord
B
de woonplaats
C
de wondaard

Slide 46 - Quizvraag