5H SK 2223 zelfstandig H9.3 en 9.4

5H SK @ LPM
Hfd 9 afsluiten en H13 starten
9.3 en 9.4: goed zelf nakijken, veel beredeneer-vragen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5H SK @ LPM
Hfd 9 afsluiten en H13 starten
9.3 en 9.4: goed zelf nakijken, veel beredeneer-vragen

Slide 1 - Tekstslide

aantekening 9.2
zorg dat je in je schrift hebt staan:

  • Reactiewarmte = ΔE
  • ΔE = vormingswarmte eindproducten - vormingswarmte beginproducten

  • Vormingswarmten (in *10⁵ J/mol) staan in Binas 57A en 57B 
  • Vormingswarmte van een element = 0 J/mol

  • als ΔE negatief (-); dan is de reactie EXOtherm
  • als ΔE pos9tief (+); dan is de reactie ENDOtherm

elementen bestaan uit één soort atomen: 
Fe(s), Cu(s) etc., maar ook O₂(g), N₂(g), etc.

Slide 2 - Tekstslide

bij de verwerking van aardolie worden meerdere processen gebruikt, waaronder destilleren en kraken. Waarom wordt juist destilleren voor het scheiden van aardolie gebruikt?
A
om aardolie veiliger op te kunnen slaan
B
om de aardolie te kunnen scheiden van afval
C
om de aardolie te scheiden op basis van dezelfde eigenschap zodat verwerking makkelijker wordt
D
om fracties van aardolie te kunnen scheiden op basis van ketenlengte zodat verwerking makkelijker wordt

Slide 3 - Quizvraag

aardolie destillatie kolom (9.3)
Dit zijn hele grote installaties om aardolie fracties te scheiden. Koolwaterstoffen met lange C-ketens worden voor andere producten gebruikt dan die met korte ketens. Door verschil in massa, is er verschil in kookpunt (VDW!), en dus ook verschil in condensatie-temperatuur. Handig om te scheiden!
Cx
Boven in condenseren de KWS met korte ketens. Deze hebben kleine molecuulmassa, dus weinig VDW, dus koken (en condenseren) bij lagere temperaturen. 
Cx
Onderin condenseren de KWS met lange ketens. Deze hebben grote molecuulmassa, dus veel VDW, dus koken (en condenseren) bij hoge temperaturen. 

Slide 4 - Tekstslide

Bij de verwerking van aardolie worden meerdere processen gebruikt, waaronder destilleren en kraken.
Kraken gebeurt met moleculen van een bepaalde ketenlengte (de nafta fractie, meestal C₈-C₁₂).
Waar is kraken goed voor?
A
door te kraken breek je de koolstof-ketens, dat levert energie op
B
door het kraken krijg je kleinere moleculen, die hebben een lager kookpunt
C
door het kraken krijg je monomeren voor plastics en andere grondstoffen
D
door het kraken worden de ketens kleiner, dat is makkelijker en goedkoper voor vervoer.

Slide 5 - Quizvraag

Bij kraken wordt door verhitting een alkaan als het ware ergens 'geknipt', waardoor er een alkaan en een alkeen ontstaat.
Geef de twee stoffen (structuur + naam) die ontstaan als heptaan wordt gekraakt, en een alkeen met 4 koolstoffen ontstaat, en een alkaan.
Geef je antwoord bijvoorbeeld zo: C=C-C + C-C

Slide 6 - Open vraag

De meest gebruikte fossiele brandstoffen zijn steenkool, aardgas en aardolie.
Is het gebruik van fossiele brandstoffen
CO₂-neutraal?
9.4
A
nee, omdat ze niet bijdragen aan een beter milieu
B
nee, omdat ze bijdragen aan klimaatverandering
C
ja, omdat ze bijdragen aan een beter milieu
D
ja, omdat ze bijdragen aan klimaatverandering

Slide 7 - Quizvraag

koolstof-kringloop
  1.  verbranding van hout, aardolie, biomassa etc. → er ontstaat CO₂
  2.  o.i.v. zonlicht vindt er in planten fotosynthese plaats : koolstofdioxide + water -> glucose + zuurstof
  3. De koolstof blijft opgeslagen zitten in de planten (biomassa: kort, aardolie: lang)
  4. Bij verbranding ontstaat weer koolstofdioxide
is een brandstof klimaatneutraal of CO₂-neutraal: dan geen effect op klimaatverandering/broeikaseffect bij verbranding
9.4

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met het
'versterkte broeikaseffect' ?
A
Dat de warmte van de zon door verbranding van koolstofhoudende brandstoffen op aarde blijft.
B
Dat de warmte van de zon, meer dan vóórdat fossiele brandstoffen verbrand werden, op aarde blijft.
C
Dat door het verbranden van koolstofhoudende brandstoffen meer CO₂ in de atmosfeer komt.
D
Dat de kassen in de polder meer energie gebruiken om komkommers te maken.

Slide 9 - Quizvraag

1) Biobrandstof is gemaakt van plantmateriaal, fossiele brandstof niet.
2) Biobrandstoffen en fossiele brandstoffen dragen allebei bij aan het versterkt broeikaseffect.
A
Allebei niet waar
B
1 is waar
C
2 is waar
D
Allebei waar

Slide 10 - Quizvraag

Wie of wat is de oorzaak van het versterkt broeikaseffect?
A
de mens
B
de mens
C
de mens
D
de mens

Slide 11 - Quizvraag

welke brandstofbron is klimaatneutraal? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
biomassa
B
algen
C
steenkool
D
turf

Slide 12 - Quizvraag

Fossiele brandstof
uit resten van planen en dieren van miljoenen jaren geleden.
  • aardgas
  • aardolie
  • steenkool
raken op
lange koolstof-cyclus



Biobrandstof
gemaakt uit biomassa uit onze generatie
  • biogas vergisten slib
  • bioethanol vergisten suiker
  • biodiesel om-esteren olie
hernieuwbaar (duurzaam!)
korte koolstof-cyclus: CO2-neutraal
De CO2 die vrijkomt bij de verbranding is kort geleden door een plant opgenomen tijdens fotosynthese.
Aantekening bij 9.4
CO2 die vrijkomt bij de verbranding draagt bij aan het versterkt broeikaseffect

Slide 13 - Tekstslide

ideeën om duurzaam
te produceren?

Slide 14 - Woordweb

hernieuwbaar =
onuitputtelijk, weer opnieuw te maken, gemaakt uit biomassa (planten, algen, biogas), korte koolstofkringloop
recyclebaar =
herbruikbaar, geen afval maar grondstof, terugvoeren naar begin van productieproces

Slide 15 - Tekstslide

Duurzame energie bronnen zijn de toekomst. Je kunt de duurzame energiebron zonlicht inzetten voor elektrische energie, of voor een biobrandstofcentrale.
Wat is duurzamer en waarom ?
A
inzetten voor de biobrandstof, want dat levert geen extra CO₂ uitstoot op.
B
inzetten voor de biobrandstof, dit heeft een hogere energie kwaliteit
C
inzetten voor de elektrische energie, want dat levert geen extra CO₂ uitstoot op.
D
inzetten voor de elektrische energie, dit heeft een hogere energie kwaliteit

Slide 16 - Quizvraag

HW voor volgende les
Lees 9.3 én 9.4
Maak 18, 20, 23, 24, 31, 36

Slide 17 - Tekstslide