Het subtropisch maximum ligt volgens de afbeelding op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
go graden breedte
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Het subtropisch maximum ligt volgens de afbeelding op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
go graden breedte
Slide 1 - Quizvraag
Op hoeveel graden breedte ligt de ITCZ als je naar deze bron kijkt?
A
90
B
60
C
30
D
0
Slide 2 - Quizvraag
Welke data passen bij de afbeelding?
A
22 december
B
21 maart en 23 september
C
21 juni
Slide 3 - Quizvraag
Welke wind waait er volgens deze bron tussen 0 en 30 graden NB?
A
een noordoostpassaat
B
een zuidwestmoesson
C
een zuidoostpassaat
D
een noordwestmoesson
Slide 4 - Quizvraag
Deze verdeling van de luchtdrukgebieden gaat over
A
Januari
B
Maart
C
Juli
D
September
Slide 5 - Quizvraag
Welke antwoord antwoorden is juist? Wanneer er sprake is van een hogedrukgebied dan hebben we meestal te maken met ...
A
kans op neerslag
B
bewolking
C
helder weer
D
is het nat
Slide 6 - Quizvraag
Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 7 - Open vraag
De Zuidwestmoesson in Juli bij India ...
A
is aflandig en zorgt voor droogte
B
is aflandig en zorgt voor neerslag
C
is aanlandig en zorgt voor droogte
D
is aanlandig en zorgt voor neerslag
Slide 8 - Quizvraag
Het klimaatsysteem van Köppen is gebaseerd op
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
natuurlijke plantengroei
Slide 9 - Quizvraag
Welk klimaat van het klimaatsysteem van Köppen komt niet of nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heten de blauwe lijnen op de weerkaart?
A
isothermen
B
isolijnen
C
isobaren
D
hoogtelijnen
Slide 11 - Quizvraag
Welke wind waait er volgens deze weerkaart aan de westkust van Ierland? Leg dit uit m.b.v. de wet van Buys Ballot.
Slide 12 - Open vraag
Bij een Cs-klimaat groeien vooral ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
kurkeiken
Slide 13 - Quizvraag
De boreale zone bestaat vooral uit ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
grassen
Slide 14 - Quizvraag
Deze grafiek is van een ...
A
As-klimaat
B
Aw-klimaat
C
Af-klimaat
D
BS-klimaat
Slide 15 - Quizvraag
Welk van de onderstaande antwoorden is GEEN voorbeeld van een klimaatfactor
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
bodem
D
type oppervlak
Slide 16 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom 2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 17 - Quizvraag
2 beweringen: 1. In de boreale zone groeit vooral naaldbos 2. Door klimaatverandering zal het toendraklimaat op het Noordelijk Halfrond naar het zuiden opschuiven
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 18 - Quizvraag
In het oosten van Afrika komen drie hoofdklimaten uit het systeem van Köppen voor. Twee van deze hoofdklimaten zijn de A- en B-klimaten. Geef aan welk hoofdklimaat uit het systeem van Köppen nog meer voorkomt in Oost-Afrika; welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat dit klimaat voorkomt in Oost-Afrika.
Slide 19 - Open vraag
Er zijn verschillende soorten plaatbewegingen. Bij een van deze bewegingen vindt subductie plaats. Geef aan: • bij welke plaatbeweging subductie optreedt. • wat er bij subductie gebeurt. • wat daarbij op de zeebodem ontstaat.
Slide 20 - Open vraag
Zuid Spanje wordt gekenmerkt door een Cs-klimaat, dit komt omdat in de zomer ...
A
de wind vaak aflandig is
B
de wind vaak aanlandig is
C
er dan vaak sprake is van lage druk
Slide 21 - Quizvraag
Waarom komt de boreale zone nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
Slide 22 - Open vraag
Leg uit waarom er op de evenaar een E-klimaat kan voorkomen
Slide 23 - Open vraag
Twee beweringen: 1. Door klimaatverandering zal de toendra verder naar het zuiden opschuiven 2. Het versterkt broeikaseffect is een mondiaal probleem
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 24 - Quizvraag
Noem drie voorbeelden van landdegradatie en geef ook mogelijke oplossingen aan om dit te voorkomen in de toekomst
Slide 25 - Open vraag
In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een belangrijk bestaansmiddel. Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 26 - Open vraag
Twee beweringen: 1. In het Middellandse Zeegebied is de waterbalans in de zomer positief 2. In het Middellandse Zeegebied is de variabiliteit in neerslag laag
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 27 - Quizvraag
De Franse rivier de Loire vervoert het minste water in de zomer. Geef de oorzaak van deze lage afvoer.
Slide 28 - Open vraag
Op de afbeelding zie je het eiland Vulcano in de Tyrrheense Zee bij Italië. De top van deze vulkaan is verdwenen. Geef aan: • wat voor type vulkaan Vulcano was. • met welk type vulkanisme je hier te maken hebt. • wat voor type het nu is.
Slide 29 - Open vraag
Bekijk de afbeelding. De oceaanbodem duikt naar beneden de mantel in, wordt omgesmolten en stijgt op. Hieronder staan vijf processen die plaatsvinden tijdens dit wegduiken. Zet de nummers van deze processen in de juiste volgorde. 1 magma wil omhoog 2 oceaanbodem smelt 3 vulkaanuitbarsting 4 oceaanbodem duikt naar beneden 5 gesmolten gesteente vermengt met water
A
2, 4, 1, 5, 3
B
4, 5, 2, 1, 3
C
5, 4, 2, 1, 3
D
4, 2, 5, 1, 3
Slide 30 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Schildvulkanen komen vooral voor bij divergente plaatbewegingen 2. Als er na een uitbarsting van een vulkaan een caldera is ontstaan, dan was er sprake van een effusieve eruptie