Vwo 2 - Blok 4 Lezen opdracht 6
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke drie verbanden heb je geleerd in hoofdstuk 3?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Welke vier alineaverbanden heb je geleerd?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Welke manier(en) gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
A
onderwerp aankondigen en een anekdote vertellen
B
aanleiding van het schrijven geven en een vraag stellen
C
vraag stellen en onderwerp aankondigen
D
anekdote en vraag stellen
Slide 7 - Quizvraag
Waarnaar verwijst dat (regel 11)?
A
elektriciteit
B
komt er warmte-energie vrij die in elektriciteit kan worden omgezet
C
warmte-energie
D
verbrande warmte-energie
Slide 8 - Quizvraag
Waarnaar verwijst dit (regel 20)?
(zet GEEN punt achter je antwoord)
(zet GEEN punt achter je antwoord)
Slide 9 - Open vraag
Waarnaar verwijst ze (regel 34)?
Slide 10 - Open vraag
Waarnaar verwijst dat (regel 51)?
(zet GEEN punt achter je antwoord)
(zet GEEN punt achter je antwoord)
Slide 11 - Open vraag
Hoe worden alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?
A
overgangszin met verwijzing
B
aankondigende zin
C
herhaling
D
signaalwoord
Slide 12 - Quizvraag
Hoe worden alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?
A
overgangszin met verwijzing
B
aankondigende zin
C
herhaling
D
signaalwoord
Slide 13 - Quizvraag
Hoe worden alinea 5 en 6 met elkaar verbonden?
A
overgangszin met verwijzing
B
aankondigende zin
C
herhaling
D
signaalwoord
Slide 14 - Quizvraag
Op welke manier sluit de schrijver af?
A
samenvatting
B
conclusie
C
advies
D
hij sluit niet af
Slide 15 - Quizvraag
Formuleer een kernzin voor de tweede alinea.
Slide 16 - Woordweb
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf de kernzin van alinea 5 op.
Slide 19 - Open vraag
Hoeveel signaalwoorden voor een opsomming zie je in alinea 6?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
betogen
D
uiteenzetten
