Woensdag 29 mei
1 / 30
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Link
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Bij welke twee vormen verandert de klinker bij de Modalverben?
A
du en er/sie/es
B
du en wir
C
er/sie/es en ihr
D
wir en er/sie/es
Slide 15 - Quizvraag
Wat verandert er in de verleden tijd bij de Modalverben?
A
De ich, du en er/sie/es vorm
B
De Umlaut gaat weg
C
Overal komt er een Umlaut
D
Wir en er/sie/es
Slide 16 - Quizvraag
Wat is geen Modalverb?
A
können
B
sein
C
wollen
D
müssen
Slide 17 - Quizvraag
In der Schule...... ich früher niemals mein Handy benutzen
A
durfte
B
dürfte
C
durften
D
dürften
Slide 18 - Quizvraag
Du........ mich leider gestern nicht anrufen.
A
konntet
B
konntest
C
konntst
D
konnte
Slide 19 - Quizvraag
Wir warten auf d........ Bus (m).
A
dem
B
den
C
der
D
die
Slide 20 - Quizvraag
Sterke ww: De a klinker wordt een....
A
ü
B
ä
C
ö
D
ie
Slide 21 - Quizvraag
Sterkeww: Bij een lange e klank verandert de klinker naar......
A
ie
B
i
Slide 22 - Quizvraag
Ich hänge das an d..... Wand (v)
A
den
B
die
C
der
D
das
Slide 23 - Quizvraag
Wo? vraag je bij de vierde naamval.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Sterke ww: Bij een korte e klank verandert de klinker naar.....
A
ie
B
i
Slide 25 - Quizvraag
Ich bin in d..... Schule
A
den
B
die
C
dem
D
der
