Examentraining H5

Herhaling
GT4 H5 Rekenen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling
GT4 H5 Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Waar wil jij het liefst uitleg over!
Je mag 1 keuze maken
Afronden
Grote/kleine getallen en Wetenschap. notatie
Procenten
Tijd omrekenen
Snelheid berekenen en omrekenen
Lengte, oppvl, inh, gewicht omrekenen
Verhoudingen
Maakt niet uit
Alleen examenopdr. oefenen

Slide 2 - Poll

Afronden - Afspraken
Geld - Altijd op 2 decimalen 
Mensen, dieren , dingen - Altijd op hele 
Procenten - één decimaal 
Hoeken - hele graden 
Groeifactor - drie decimalen

Slide 3 - Tekstslide

Sofie wil cupcakes trakteren. Er zitten er 6 in een verpakking en 28 leerlingen in de klas. Hoeveel verpakkingen moet Sofie kopen?

Slide 4 - Open vraag

Een school met 573 leerlingen gaat op schoolreis. In een bus passen 58 mensen. Er gaan 20 docenten mee. Hoeveel bussen moeten er komen?

Slide 5 - Open vraag

Corné heeft uitgerekend dat hij 18,7 zonnepanelen op zijn dak kwijt kan. Hoeveel moet hij er kopen?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

....... Miljard = 2147487936
Rond af op 2 decimalen

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag

Is dit in de wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Is dit in de wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

De wetenschappelijke notatie van 951000 is:
A
951×103
B
95,1×104
C
9,51×105
D
9,51×104

Slide 14 - Quizvraag

Wat is 78400 in de wetenschappelijke notatie op 1 decimaal afgerond
A
7,8×105
B
78×104
C
7,8×104
D
79×104

Slide 15 - Quizvraag

2.300.000.000 is in de

Wetenschappelijke notatie:
A
2,3×108
B
23×108
C
2,3×109
D
2,3×1010

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van 0,0023 ?
A
2,3×104
B
2,3×104
C
2,3×103
D
2,3×102

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie voor 0,00073
A
7,3×103
B
7,3×104

Slide 18 - Quizvraag

Procenten - verschillende situaties
Procenten gegeven - Bereken 6% van 320
Procenten bereken - Hoeveel procenten is 5 van de 45?
Geheel berekenen - 24% van de leerlingen heeft een onvoldoende. 
                                          Dat zijn er 45. Hoeveel leerlingen zijn er in het totaal?

Wat het vaakst voorkomt:
Procentuele toename/afname - In 2000 waren er 345 bezoekers en in 2001 365. Met hoeveel procent is het aantal bezoekers toegenomen?

Slide 19 - Tekstslide

Procenten gegeven
In een loterij bedraagt de totale prijzenpot € 1 800 000,-.
De winnaar van de hoofdprijs ontvangt 45% van dit bedrag.
Hoeveel Euro krijgt de winnaar uitgekeerd?

of


1 800 000 : 100 x 45 = 
810 000 euro

Slide 20 - Tekstslide

Procenten berekenen
In een doos zitten 50 balletjes. Van deze 50 zijn er 22 rood.
Hoeveel procent van de balletjes is rood?

          of

geheel(deel)100=5022100=44

Slide 21 - Tekstslide

Geheel bereken bij procenten
Wil gaat op fietsvakantie. Hij heeft op de eerste dat 340 km afgelegd. Dat is 42,5% van de reis. Hoeveel km moet Wil in het totaal afleggen?

of
340:42,5 x 100 = 800 km

Slide 22 - Tekstslide

Van de 640 eindexamenkandidaten zijn er dit jaar 32 gezakt. Bereken het slagingspercentage.

Slide 23 - Open vraag

Mitchel krijgt bij de aankoop van een camera maar liefst €140,- korting. Dit is 35% van de oorspronkelijk prijs. Bereken de oorspronkelijke verkoopprijs.

Slide 24 - Open vraag

Een basketbalteam maakt in één seizoen 3250 punten. De topscoorder neemt 910 van de punten voor zijn rekening. Hoeveel procent van de punten maakt de topscoorder dit seizoen?

Slide 25 - Open vraag

Procentuele toename of afname
In 2021 waren er 146 aanmeldingen voor het nieuwe schooljaar. In 2022 zijn dat er 152. Met hoeveel procent is het aantal aanmeldingen toegenomen ten opzichten van 2021? 

of
(nieuw - oud) : oud x 100=
(152 - 146) : 146 x 100 = 
4,1%

Slide 26 - Tekstslide


Slide 27 - Open vraag

Tijd omrekenen

Slide 28 - Tekstslide

3,36 weken =
weken:dagen:uren:minuten:seconden

Slide 29 - Open vraag

3,15 minuten = 3 min en .... seconden

Slide 30 - Open vraag

Gemiddeld doucht een mens 4,7 minuten per dag. Reken uit hoeveel alle Nederlanders (17 miljoen) samen douchen op een dag. Rond je antwoord af op hele jaren.

Slide 31 - Open vraag

Snelheid bereken
km per uur = km / uur = km : uren 
m per seconde = m / s = meter : seconden

of 


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide


Slide 34 - Open vraag


Slide 35 - Open vraag


Slide 36 - Open vraag


Slide 37 - Open vraag

x10

x10

x100

x1000

x10
naar Links = deLen     naar Rechts = keeR
Metriek Stelsel

Slide 38 - Tekstslide

Omrekenen, sleep naar de juiste plaats
700 cm3
70000 dm3
700 cL
7000 dL
0,7 L
70 mL
0,007 m3
0,07 dam3

Slide 39 - Sleepvraag

Omrekenen, sleep naar de juiste plaats
70 cm
70 mm
7000 mm
0,7 cm
7 m
7 dm
7 cm
7 mm

Slide 40 - Sleepvraag

Verhoudigen

Slide 41 - Tekstslide


in het totaal 30560 boeken

Slide 42 - Open vraag


Slide 43 - Open vraag