17.3 Het maken van polypeptiedeketens - 20242025

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
17.3 Het maken van een polypeptideketen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
17.3 Het maken van een polypeptideketen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je legt het transcriptieproces uit
- Je beschrijft de bewerking van pre-mRNA tot mRNA
-Je beschrijft het translatie proces


Begrippen: TRANSCRIPTIE, TRANSLATIE, t-RNA, SPLICING, TATAA-BOX, PROMOTOR, RNA-polymerase, polyA-tail ( poly-adenylering), Capping

Nu eerst: Het syndroom van Usher







Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is de functie van m-RNA?
A
de informatie voor een eiwit van DNA naar de ribosomen overbrengen
B
het bevat alle erfelijke informatie
C
RNA maakt eiwitten
D
RNA koppelt aminozuren aan elkaar tot eiwitten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde bij eiwitsynthese (eiwitvorming)
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
RNA verlaat de celkern en komt in het RER terecht
Het eiwit verlaat de ribosoom en komt in het RER
DNA in de celkern wordt afgelezen
Het RNA wordt afgelezen. Er ontstaat een eiwit
Er wordt RNA gevormd
RNA komt aan bij de ribosomen

Slide 5 - Sleepvraag

Transcriptie
Translatie
Waar?
Proces?
Bouwstenen?
DNA --> RNA
Celkern
Cytoplasma
Nuleotiden
RNA --> Eiwit
Aminozuren

Slide 6 - Sleepvraag

DNA
DNA nodig om eiwitten te maken. Het is een soort receptenboek. Het stukje DNA (gen) is het recept voor een eiwit.

  • Replicatie: verdubbelen van DNA nodig voor mitose (17.2)
  • Transcriptie: aflezen van DNA -> RNA (U ipv T)
  • Translatie: vertaling van RNA -> eiwit (aminozuren)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Transcriptie





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 11 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 12 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase leest het DNA van 3’ naar 5’ en bouwt het RNA molecuul op van 5’ naar 3’


Slide 13 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie begint vóór het daadwerkelijke gen



Slide 14 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie eindigt ná het daadwerkelijke gen bij 3’- TTATTT-5’ (eindsignaal)




Slide 15 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase koppelt af
=> pre mRNA is ontstaan.





Slide 16 - Tekstslide

RNA splicing





Genen (DNA) bevatten introns (niet coderende delen) en exons (wél coderende delen)





Slide 17 - Tekstslide

RNA splicing





Het pre mRNA dat ontstaat bevat dezelfde introns en exons






Slide 18 - Tekstslide

RNA splicing





De introns moeten uit het RNA geknipt worden: splicing






Slide 19 - Tekstslide

RNA splicing





mRNA ontstaat. Daarna verlaat het mRNA de kern.






Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je legt het transcriptieproces uit
- Je beschrijft de bewerking van pre-mRNA tot mRNA


Maak nu par 17.3 opgave 28 t/m 34 = Huiswerk

en van par 17.2 overige opgaven








Slide 21 - Tekstslide

Translatie




Ribosomaal RNA (rRNA) bindt aan het 5’-einde van een mRNA molecuul 







Slide 22 - Tekstslide

Translatie




Schuift richting 3’ op zoek naar startcodon
VAN 5’ NAAR 3’ DUS!!








Slide 23 - Tekstslide

Translatie




tRNA transporteert de aminozuren
tRNA heeft aan de bindingskant een ‘anticodon’ van het betreffende codon









Slide 24 - Tekstslide

Translatie




tRNA met anticodon 3’-UAC-5’ bindt aan het startcodon (AUG)
Dit tRNA draagt het  aminozuur Methionine









Slide 25 - Tekstslide

Translatie




Na de koppeling van het volgende tRNA molecuul  worden de aminozuren aan elkaar gekoppeld door het ribosoom










Slide 26 - Tekstslide

Translatie




het lege tRNA molecuul wordt losgekoppeld 











Slide 27 - Tekstslide

Translatie




Het ribosoom schuift één codon op en het proces gaat weer hetzelfde: tRNA bindt, aminozuur wordt gekoppeld, leeg tRNA wordt losgekoppeld, enz enz.











Slide 28 - Tekstslide

Translatie




Bij het stopcodon worden de polypeptideketen, het laatste lege tRNA en het mRNA van de ribosoom losgekoppeld.












Slide 29 - Tekstslide

tRNA
De meeste organismen hebben maximaal 45 verschillende tRNA moleculen (en er zijn 64 codons mogelijk).

Slide 30 - Tekstslide

tRNA
Sommige tRNA moleculen passen ook op een codon met een niet precies passende laatste base (wiebelbase)

Slide 31 - Tekstslide

tRNA
Bijvoorbeeld:
codons voor Serine, AGC en AGU, worden gelezen door 
tRNA met anticodon UCG

Slide 32 - Tekstslide

Transcriptie en translatie
Maak nu de opdracht:
aminozuurvolgorde in eiwitten

Je kunt hiervoor ook het vervolg van de LessonUp gebruiken. 




Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Begrippen 17.3
mRNA, transcriptie, RNA-polymerase, promotor, TATA-box, matrijsstreng/ template, afleesrichting, coderende streng, eindsignaal, UTR, pre-mRNA, splicing, exons, translatie, genetische code, tRNA`s, stopcodon, wiebelbase

Slide 35 - Tekstslide

Transcriptie en translatie
Bedenk zelf een basevolgorde van een gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vermeld ook de 3` en 5` kant.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Vertaal zelf je RNA naar een aminozuurketen/ polypeptideketen.
Check de juiste BINAS tabellen!
Je kunt hier ook het vervolg van de LessonUp bij gebruiken. 




Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Leerdoelen
-Je legt het transcriptieproces uit
- Je beschrijft de bewerking van pre-mRNA tot mRNA
-Je beschrijft het translatie proces


Maak nu opgave 35 t/m 39







Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video