leesvaardigheid Herhaling H1 t/m H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesdoel

Het zien en herkennen van tekstverbanden en signaalwoorden

Wat gaan we vandaag doen?

1. Theorie hoofdstuk 1, 2, 3 en 4 van leesvaardigheid doornemen
2. Manieren van lezen
3. Opbouw van teksten
4. Wat is de hoofdgedachte?
5. Tekstverbanden en signaalwoorden
6. Zelf aan de slag
   

Leestips op www.jongejury.nl

Manieren om te lezen

• Oriënterend lezen: titel, tussenkopjes, afbeeldingen, eerste en laatste alinea van de tekst.
  
• Globaal lezen: titel, tussenkopjes, de bron, afbeeldingen en de kernzinnen (eerste en laatste zinnen van alle alinea's).
  
  
• Zoekend lezen: lees het stukje dat je nodig hebt.
  
• Precies lezen: de tekst nauwkeurig lezen van begin tot eind. 

Opbouw van teksten: inleiding, slot en hoofdgedachte

Inleiding	Waar gaat de tekst over -> Het introduceren van het onderwerp.
Middenstuk	Meerdere alinea's over verschillende deelonderwerpen
Slot	Laatste deel van de tekst. Vaak met een herhaling, conclusie of samenvatting

Hoofdgedachte van de tekst

Is één volledige zin, die samenvat wat over 

het onderwerp gezegd wordt in de tekst.

Tekstverbanden en signaalwoorden

Als je weet wat het verband is tussen delen van de tekst, dan begrijp je de tekst beter.

Verbanden tussen zinnen en alinea's herken je aan 

signaalwoorden.

Tekstverbanden

Tekstverbanden

• chronologisch tekstverband
• opsommend tekstverband
• tegenstellend tekstverband
• toelichtend verband

Zelf aan de slag...

Maak opdracht 2 op blz. 104 bij tekst op blz. 105.

Klaar? Maak de vragen in deze LessonUp

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tekstverband met een tegenstelling?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

'Toch'
is een signaalwoord voor een

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. opsomming
4. toelichting

Wat is een signaalwoord

Wat zijn signaalwoorden?

1. Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
2. Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
3. Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
4. Woorden die extra informatie geven

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichtend tekstverband?

1. toch
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

De hoofdgedachte van een tekst is:

1. één woord of een paar woorden die aangeven waar de tekst over gaat
2. de mening van een lezer over de tekst
3. het eerste deel van een tekst
4. één volledige zin, die samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Wat is precies lezen?

1. Je leest de titel, tussenkopjes, de bron en de kernzinnen (eerste en laatste zinnen van alle alinea's).
2. Je leest het stukje dat je nodig hebt.
3. Je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.
4. Je leest de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, eerste en laatste alinea van de tekst.

Waar kijk je naar om het onderwerp van een tekst te bepalen?
Kies het meest volledige antwoord.

1. de titel en de tussenkopjes
2. vetgedrukte woorden en afbeeldingen
3. de eerste alinea en de titel
4. titel, afbeelding, tussenkopjes, vetgedrukte woorden

Wat is globaal lezen?

1. oriënterend lezen en de eerste en laatste alinea van de tekst lezen
2. oriënterend lezen en de eerste en laatste zinnen van alle alinea's lezen

Hoe vind je een deelonderwerp?

1. door precies te lezen
2. door zoekend te lezen
3. door globaal te lezen
4. door oriënterend te lezen

Wat is de functie van de inleiding? Kies het meest geschikte antwoord.

1. de aandacht van de lezer trekken
2. een samenvatting van de inhoud van de tekst geven
3. de reden voor het schrijven van de tekst noemen
4. het onderwerp introduceren

'jaartallen en data' zijn signaalwoorden van een

1. tegenstellend verband
2. chronologisch verband
3. opsommend verband
4. toelichtend verband

'maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?

1. tegenstellend
2. toelichtend
3. chronologisch
4. opsommend

Maak opdracht 2 (blz. 104 en 105)

Klaar? Pak dan je leesboek

Je kunt nu verschillende verbanden in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.