Herhaling 1.1 t/m 5.4 (alles) h4_econ_1 29-6-2021

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Door arbeidsmigratie zal het aanbod van arbeid in het land waar men gaat werken ...
A
toenemen
B
afnemen
C
gelijk blijven

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak waarom landen zich specialiseren?
A
Natuurlijke omstandigheden
B
De kwantiteit aan producten
C
De kwaliteit van de producten
D
Stabiliteit

Slide 5 - Quizvraag

De tabel gaat over opbrengsten (in miljoenen) van het wel/niet verlagen van de prijs van industriegrond.

Heeft Enschede een dominante strategie?
A
Nee
B
Ja, verlagen
C
Ja, niet verlagen
D
Ja, beide

Slide 6 - Quizvraag

Gegevens van een land (in miljarden euro's) over 2015:
- Totale overheidsuitgaven: 134
- Totale overheidsontvangsten: 122
- Aflossingen staatsschuld: 15
Wat gebeurt er met de staatsschuld van het land?
A
De staatsschuld neemt af met 3 miljard
B
De staatsschuld neemt toe met 3 miljard
C
De staatsschuld neemt toe met 12 miljard
D
De staatsschuld neemt toe met 27 miljard

Slide 7 - Quizvraag

Door de plotselinge neergang van de economie wil de overheid bezuinigen, omdat het land zijn rente en aflossing anders niet meer kan betalen. Dit is een voorbeeld van ...
A
automatische conjunctuurstabilisatie
B
procyclisch beleid
C
anticyclisch beleid
D
averechtse selectie

Slide 8 - Quizvraag

Het anticyclisch overheidsbeleid bij laagconjunctuur in Nederland leidt voor de overheid tot:
A
hogere belastingontvangsten en overheidsuitgaven
B
lagere belastingontvangsten en hogere overheidsuitgaven
C
hogere belastingontvangsten en lagere overheidsuitgaven
D
lagere belastingontvangsten en overheidsuitgaven

Slide 9 - Quizvraag

De wisselkoers van de Amerikaanse dollar is gestegen van € 1,00 naar € 1,21. Wat betekent dit voor de euro?
A
De euro is tegenover de dollar geapprecieerd met 21%
B
De euro is tegenover de dollar geapprecieerd met 17%
C
De euro is tegenover de dollar gedeprecieerd met 21%
D
De euro is tegenover de dollar gedeprecieerd met 17%

Slide 10 - Quizvraag

Import van goederen door Groot-Brittannië uit Nederland leidt tot aanbod van Britse ponden op de valutamarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Rentebetalingen op schulden in het buitenland worden geboekt op de ... van de betalingsbalans
A
Goederenrekening
B
Primaire inkomensrekening
C
Kapitaalrekening
D
Inkomensoverdrachten rekening

Slide 12 - Quizvraag

Gegevens van een land (in miljarden euro's):
- Uitvoer goederen: 25
- Invoer goederen: 20
- Kapitaaluitvoer: 180
- Kapitaalinvoer: 170
- Tekort lopende rekening: 12
Bereken het tekort/overschot op de betalingsbalans
A
Overschot van 5 miljard
B
Overschot van 3 miljard
C
Tekort van 2 miljard
D
Tekort van 22 miljard

Slide 13 - Quizvraag

Een stijging van de export vanuit de Europese Unie naar de VS betekent dat op de valutamarkt ...
A
meer dollars worden aangeboden
B
minder dollars worden aangeboden.
C
meer dollars worden gevraagd.
D
minder dollars worden gevraagd.

Slide 14 - Quizvraag

Een hoge inflatie in een land leidt tot een ... concurrentiepositie van dat land.
A
Betere
B
Slechtere

Slide 15 - Quizvraag

Zet de volgende vier verschijnselen in de juiste volgorde.
1. De concurrentiepositie van Japan t.o.v. de VS verbetert.
2. De vraag naar de Japanse Yen stijgt.
3. De export van Japan neemt toe.
4. De koers van de Yen in dollars stijgt.
A
1-2-3-4
B
1-2-4-3
C
1-3-2-4
D
1-3-4-2

Slide 16 - Quizvraag

Zet de volgende vijf verschijnselen in de juiste volgorde.
1. Er wordt minder geleend en meer gespaard.
2. De bestedingen in Nederland dalen.
3. De rente in Nederland stijgt.
4. De werkgelegenheid daalt.
5. De productie daalt.
A
3-1-2-5-4
B
3-1-5-2-4
C
3-2-1-5-4
D
3-2-5-1-4

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer de Amerikaanse dollar in koers stijgt tegenover de euro, kan dat in Nederland leiden tot ...
A
minder werkgelegenheid en lagere inflatie
B
minder werkgelegenheid en hogere inflatie
C
meer werkgelegenheid en lagere inflatie
D
meer werkgelegenheid en hogere inflatie

Slide 18 - Quizvraag

In welk jaar daalden de loonkosten per product in dit land?
A
2006
B
2007
C
2008
D
2009

Slide 19 - Quizvraag