In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
K3 & M3
Slide 1 - Tekstslide
RULES DURING CLASS
Slide 2 - Tekstslide
WHAT ARE WE DOING TODAY?
Slide 3 - Tekstslide
READING
LEESVAARDIGHEID - WAAR MOET JE OP LETTEN?
Slide 4 - Tekstslide
READING
Slide 5 - Woordweb
PAST SIMPLE
Je gebruikt de PastSimple als iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer het is gebeurd.
In de zin staan dan vaak woorden als last night, in 2015, this morning, five minutes ago, when I was young.
Slide 6 - Tekstslide
What is the past simple form of the verb 'eat'?
A
eat
B
ate
C
eaten
D
eating
Slide 7 - Quizvraag
What is the past simple form of the verb 'go'?
A
goed
B
went
C
gone
D
going
Slide 8 - Quizvraag
PRESENT PERFECT
Als je wilt zeggen dat iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer (We havefinished all our work.).
Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat, In de zin staat dan vaak: since, for of in (I've been here since ten o'clock)
Je maakt de PresentPerfect met have/has + voltooid deelwoord. Het voltooid eindigt op -ed bij regelmatige werkwoorden. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm.
Slide 9 - Tekstslide
Which form is correct for the present perfect tense?
A
I finished
B
I have finished
C
She ate
D
She has eaten
Slide 10 - Quizvraag
Which sentence uses present perfect tense?
A
They have traveled to Europe
B
He studied English
C
He has studied English
D
They traveled to Europe
Slide 11 - Quizvraag
SOME / ANY
Some & Any betekenen allebei enige / enkele / een paar.
Not ... any betekent geen
Wanneer some & wanneer any?
Slide 12 - Tekstslide
MUCH/ MANY / LITTLE / FEW / A LITTLE / A FEW
MUCH
MANY
LITTLE
FEW
A LITTLE
A FEW
Slide 13 - Tekstslide
Used to + Hele werkwoord
Je gebruikt usedto + helewerkwoord om te zeggen wat vroeger altijd gebeurde.
I used tolive in Sweden, but I live in South Africa now.
I usedto play hockey at school.
Slide 14 - Tekstslide
Question tags
Een question tag is een kort vraagje aan het einde van een zin:
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)
Slide 15 - Tekstslide
Irregular verbs
- IRREGULAR VERBS - ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
- REGULAR VERBS - REGELMATIGE WERKWOORDEN
- WAAROM?
- VOORBEELDEN
- HOE KAN IK DIT LEREN? (Kader boek 174 - Mavo boek 178)
Slide 16 - Tekstslide
What is the Dutch translation for 'allies'?
A
vrienden
B
bondgenoten
C
vijanden
D
familie
Slide 17 - Quizvraag
How do you say 'age' in Dutch?
A
tijdperk
B
leeftijd
C
jaren
D
jaar
Slide 18 - Quizvraag
What is the English meaning of 'goed vinden'?
A
(to) approve
B
(to) deny
C
(to) reject
D
(to) disapprove
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de Nederlandse vertaling van 'bead'?
A
mogen
B
kraal
C
hiervoor
D
verveeld
Slide 20 - Quizvraag
Hoe wordt 'before' vertaald in het Nederlands?
A
mogen
B
kraal
C
eerder
D
verveeld
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de betekenis van 'bored' in het Nederlands?
A
hiervoor
B
mogen
C
kraal
D
verveeld
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de Nederlandse vertaling van 'brief'?
A
hiervoor
B
mogen
C
verveeld
D
kort
Slide 23 - Quizvraag
WRITING
Slide 24 - Woordweb
WRITING
GRAMMAR - DIE WE AL HEBBEN BEHANDELD BIJVOORBEELD :).
VOCABULARY.
SENTENCE STRUCTURE (WDWWW).
PRACTICE.
Slide 25 - Tekstslide
WDWWW EXAMPLES
Slide 26 - Woordweb
LISTENING (& WATCHING)
Slide 27 - Woordweb
LISTENING (& WATCHING)
Vul altijd iets in.
Let goed op tijdens de inleiding
Maak eventueel korteaantekeningen tijdens het luisteren
Herhaal wat er gezegd wordt voor jezelf (in je hoofd).
Kijk goed naar de antwoorden, zeiden ze het echt of denk ik het?
Slide 28 - Tekstslide
SPEAKING
Slide 29 - Tekstslide
LET'S START SPEAKING!
WHAT: Talk to your neighbour about what you have learned today.