Paragraaf 10 Tekstopbouw deel 2 - 3 havo

Tekstopbouw deel 2
havo 3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

Tekstopbouw deel 2
havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
- Oefenen met werkwoordspelling
- Behandelen paragraaf 10
- Aan de slag/nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
- Je weet hoe een tekst is opgebouwd en welke structuurvarianten verhalen kennen.
- Je kan bepalen welke informatie in een inleiding, middenstuk en slot thuishoort en herkennen wat de structuur is van een verhaal.
- Je kan informatie voor een tekst logisch ordenen en een verhaal op verschillende manieren structureren.
- Je kan zelf een goed opgebouwde tekst en een goed opgebouwd verhaal schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen met werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

1. De ober (zigzaggen, tt) met een dienblad vol glazen door de menigte.
A
zigzagde
B
gezigzagd
C
zigzagt
D
zigzagd

Slide 6 - Quizvraag

2. Hij heeft net nog mijn pad (kruisen).
A
kruist
B
gekruisd
C
kruisend
D
gekruist

Slide 7 - Quizvraag

3. Ik (zijn, vt) op zoek naar een ober met volle glazen.
A
zijn
B
was
C
is
D
ben

Slide 8 - Quizvraag

4. Ik had het mijne namelijk net (legen).
A
geleegd
B
legend
C
geleegt
D
geleegdt

Slide 9 - Quizvraag

5. Maar toen ik hem zag, (durven) ik niet om een nieuw glas te vragen.
A
durf
B
durft
C
durfde
D
durfte

Slide 10 - Quizvraag

6. Plotseling (dringen, vt) namelijk tot mij door wie die ober was.
A
dringt
B
drongt
C
drongde
D
drong

Slide 11 - Quizvraag

7. Stiekem (druipen, vt) ik af.
A
droop
B
droopte
C
druip
D
druipt

Slide 12 - Quizvraag

8. Ik hoop niet dat hij mij heeft (spotten).
A
gespodt
B
gespotte
C
gespot
D
gespoot

Slide 13 - Quizvraag

9. Ik heb deze man altijd enorm (minachten).
A
minachtte
B
minachtend
C
geminacht
D
mingeacht

Slide 14 - Quizvraag

10. Misschien (minachten, vt) hij mij ook al jaren.
A
minacht
B
minachtte
C
minachtend
D
minachtde

Slide 15 - Quizvraag

Paragraaf 10 Tekstopbouw

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Paragraaf 10 Tekstopbouw
Structuur van verhalen:
- inleiding,middenstuk (kern), slot
- keuze voor invulling

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 10 Tekstopbouw
  • reeks gebeurtenissen, personages
  • begin en eind
  • chronologisch en niet-chronologisch



Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 10 Tekstopbouw
Chronologische structuur:
  • lineaire structuur
  • de ‘juiste’ volgorde
  • omgekeerd chronologisch

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 10 Tekstopbouw
Cirkelstructuur:
  • verhaal in een cirkel
  • begint bij chronologisch einde
  • eindigt bij chronologisch einde

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 10 Tekstopbouw
Alternerende structuur:
  • afwisselende structuur
  • afwisselende vertellers
  • meerdere locaties
  • andere tijd


Slide 22 - Tekstslide

Paragraaf 10 Tekstopbouw
Fragmentarische structuur:
  • begint in het midden (in medias res)
  • flashforwards en flashbacks
  • overzicht pas bij eind


Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Lezen bladzijde 42 + 44
Maken bladzijde 43 oefening 1t/m 4
Klaar? Lezen of leren voor de toets

Slide 24 - Tekstslide

Doelen
- Je weet hoe een tekst is opgebouwd en welke structuurvarianten verhalen kennen.
- Je kan bepalen welke informatie in een inleiding, middenstuk en slot thuishoort en herkennen wat de structuur is van een verhaal.
- Je kan informatie voor een tekst logisch ordenen en een verhaal op verschillende manieren structureren.
- Je kan zelf een goed opgebouwde tekst en een goed opgebouwd verhaal schrijven.

Slide 25 - Tekstslide