Breuken

Terugblik
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Rekenvolgorde

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

-3
-7
-7
7
-10
-10
Sleep naar de goede plek
Positieve getallen
Negatieve getallen
>
=
<

Slide 4 - Sleepvraag


De juiste rekenvolgorde, van links naar rechts, is:
A
1. Haakjes, 2. + en - , 3. x en :
B
1. + en -, 2. Haakjes, 3. x en :
C
1. Haakjes, 2. x en : , 3. + en -
D
Van links naar rechts

Slide 5 - Quizvraag

Ik ken de rekenvolgorde.

Wat is de juiste rekenvolgorde?
A
Haakjes, plus en min, keer en delen
B
Haakjes, keer en delen, plus en min
C
Keer en delen, haakjes, plus en min
D
Keer en delen, haakjes, plus en min

Slide 6 - Quizvraag

Rekenvolgorde:
Welke opmerking is juist bij de volgende som?

4 x (5 -2) + - 3
A
Je begint met de vermenigvuldiging
B
Je mag alles tegelijk doen
C
Je begint met de haakjes
D
Je begint rechts te rekenen

Slide 7 - Quizvraag

los de volgende som op volgens de rekenvolgorde:
15 + 20 : 4 x 5
A
35 : 4 x 5 8,75 x 5 = 43,75
B
15 + 5 x 5= 15 + 25 = 40
C
15 + 20 : 20 = 15 + 1 = 16

Slide 8 - Quizvraag

los de volgende som op volgens de rekenvolgorde:
40 : (8 - 3 x 2)=
A
40 : (5 x 2) 40 : 10 = 4
B
5 - 3 x 2 = 2 x 2 = 4
C
40 : (8 - 6)= 40 : 2 = 20

Slide 9 - Quizvraag


Reken deze som uit:
6 + 94 - 3 x 7=
THEMA REKENVOLGORDE
A
679
B
600
C
79
D
97

Slide 10 - Quizvraag

Rekenvolgorde:


34 - (5 + 6) x 2 =
A
70
B
46
C
12
D
41

Slide 11 - Quizvraag

Breuken
  • Vereenvoudigen
  • Gelijknamig
  • Helen eruit halen
  • optellen en aftrekken met helen en breuken
  • Deel van geheel
  • Breuken vermenigvuldigen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de noemer in deze breuk?

A
2 en 5
B
2
C
5
D
Geen van beide

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noem je - in de breuk?
52
A
streep
B
weet ik niet
C
breukstreep
D
min

Slide 15 - Quizvraag

welke breuk?
A
13
B
33
C
41
D
31

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de cirkel naar de juiste breuk.
122
124
123
121

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is geen breuk?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Vereenvoudigen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoe moet je breuken vereenvoudigen?
A
Niks doen.
B
Teller en noemer delen door hetzelfde getal.
C
De getallen breken.
D
Keersommen maken.

Slide 21 - Quizvraag

Vereenvoudig de breuk
105=
A
105
B
21
C
32
D
2

Slide 22 - Quizvraag

Ik vereenvoudig de breuk ..... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan
A
1/10
B
1/5
C
5/10
D
2/5

Slide 23 - Quizvraag

Koppel de breuken die hetzelfde zijn
3/12
6/36
7/70
12/24
1/4
1/2
1/6
1/10

Slide 24 - Sleepvraag

Gelijknamige breuken optellen/aftrekken

Slide 25 - Tekstslide

Bij breuken optellen moet je
de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Om breuken te kunnen optellen of aftrekken moeten de breuken....
A
dezelfde teller hebben
B
dezelfde noemer hebben

Slide 27 - Quizvraag


breuken optellen
52+53=
A
105
B
205=41
C
2023
D
1

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het werkschema bij het optellen en aftrekken van breuken?
(Sleep de antwoorden naar de juiste plaats)
1)
2)
3)
4)
Optellen of aftrekken
De helen in de breuk
De breuken gelijknamig maken
Vereenvoudigen en de helen uit de breuk

Slide 29 - Sleepvraag

Helen eruit halen

Slide 30 - Tekstslide

We veranderen de breuk. Wanneer wordt de breuk groter dan 1?
83
A
Als de teller 9 wordt
B
Als de teller 4 wordt
C
Als de noemer 2 wordt
D
Als de noemer 9 wordt

Slide 31 - Quizvraag

Maak van de onechte breuk 9/4 een gemengde breuk
A
2 3/4
B
1 5/4
C
2 1/4
D
2 1/9

Slide 32 - Quizvraag

Niet gelijknamige breuken optellen en aftrekken

Slide 33 - Tekstslide

4/5 - 3/7 =
A
1/2
B
13/35
C
16/35
D
2/35

Slide 34 - Quizvraag

1/3 + 1/2 =
A
3/6
B
4/6
C
5/6
D
1/6

Slide 35 - Quizvraag

Als twee breuken dezelfde noemer hebben, dan is de breuk met de grootste teller de grootste breuk.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 36 - Quizvraag

0

Slide 37 - Video

Deel van geheel

Slide 38 - Tekstslide

7/10 van 200

Slide 39 - Open vraag

5/8 van 64 =

Slide 40 - Open vraag

Bij breuken vermenigvuldigen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag


Ik kan breuken vermenigvuldigen
A
Ja, dat doe ik fluitend
B
Nou, dat lukt bijna altijd
C
Dat vind ik nog best lastig.
D
Nee, ik snap er geen snars van

Slide 42 - Quizvraag

1/2 x 1/3
A
1/3
B
1/4
C
1/5
D
1/6

Slide 43 - Quizvraag

3/4 x 3/4
A
1
B
1/2
C
3/4
D
9/16

Slide 44 - Quizvraag

7/5 x 2/3

Slide 45 - Open vraag

Zelfstandig werken:
Maak sommen 83, 85, 86, 87, 89, 90 , 91, 92 af
 op blz 95 t/m 99

Slide 46 - Tekstslide