V2 - Einkaufen K9 - Grammatik

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Montag 23. Mai 2022
Frühling - Woche 21
Herzlich Willkommen 

Du brauchst:
Kugelschreiber
(laptop)

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute:
1) Hören
2) Grammatik + selbständig arbeiten
2) Schluß

Nog 4 lessen tot Kapiteltoets
heute: 23-5: grammatica hoofdstuk 9
24-5: Landeskunde, lesen + sprechen
7-6: herhalen grammatica + formatieve toets K9
13-6: voorbereiden toets!
14-6: Kapitel toets toets
Volgende week geen Duits

Slide 3 - Tekstslide

Was hörst du?

Slide 4 - Tekstslide

Beethoven's Ode an die Freude
                                                                           – uit 1823 – Ode aan de Vreugde

1985 OFFICIEEL EUROPEES VOLKSLIED
Duitse toneelschrijver en filosoof Friedrich von Schiller.
 In 1985 namen de EU- regeringsleiders de hymne over als officieel volkslied van de EU.
Ode an die Freude – hoogtepunten klassieke muziek
Beethoven was toen al doof.
“Het volkslied is niet alleen een symbool van de Europese Unie, maar ook van Europa in ruimere zin. Het gedicht “Ode an die Freude” verwoordt het ideaal van een wereld waar alle mensen als broeders leven, een ideaal waarin Schiller en Beethoven beiden geloofden.”



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Grammatik (Seite 114)
Was wisst ihr schon: 
1e naamval = onderwerp (ich, du, er/sie/es usw.)
4e naamval = lijdend voorwerp (mich, dich, sich usw.)
und jetzt

Slide 7 - Tekstslide

Der dritte Fall:  3e naamval
MEEWERKEND VOORWERP  (= Dativ)


ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/hetwij
jullie
zij/u
mir
dir
ihm/ihr/ihm
uns
euch
ihnen/Ihnen

Slide 8 - Tekstslide

Welke vragen stel je?
Ich habe dir ihn gegeben - ik heb aan jou hem gegeven
1) wat is gezegde?
2) wie / wat + gezegde = onderwerp > ich
3) wie / wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp > ihn
4) aan wie / voor + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp = meewerkend voorwerp  > dir

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels
Ook hier heb je voorzetsels die ALTIJD met een 3e naamval zijn:

AUS - uit
BEI - bij
MIT - met
NACH - na / naar 
SEIT - sinds
VON  - van / door
ZU - naar (bij personen)
AUßER - behalve
ENTGEGEN - tegemoet
GEGENÜBER - tegenover

Slide 10 - Tekstslide

zu oder nach
nach => bij tijdsbepaling >> nach der Prüfung
nach => richting zonder lidwoord >> nach Hause
zu => bij personen >> zu mir 
zu => bij andere gevallen

Slide 11 - Tekstslide

Zusammen
(ik) ....  bin fertig. Gehst du mit ......... shoppen.
(wij) .... verstehen diese Aufgabe nicht. Könnt ihr mit .... üben?
Du willst mit .... (zij) deine alten Klamotten tauschen.
Er gibt .... (hij) das Buch.
**




nach / zu | Warum gehst du nicht ....  Schule.
nach / zu | Er geht ... dir.
nach / zu | Wir fahren ... links.

Slide 12 - Tekstslide

Nu oefenen: Hausaufgaben

Übung 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27
+ bestuderen van de grammatica!!

Slide 13 - Tekstslide

Hören 
Übung 14 zusammen

Slide 14 - Tekstslide

zum Schluß
Bring das Objekt in das richtige Geschäft.

Slide 15 - Tekstslide

Bis morgen

Slide 16 - Tekstslide