modalverben

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Modalverben

hulpwerkwoorden

een uitleg

neuekontakte.digitaal.noordhoff.nl

Vertaling

dürfen	mogen, toestemming hebben
können	kunnen
müssen	moeten(noodzaak)
sollen	moeten(bevel of wens van ander)
wollen	willen
wissen	weten
mögen	leuk/lekker vinden, houden van
möchten	graag willen

wissen

ich weiß

du weißt

er/sie/es weiß

darf: Phillipp darf bis spät in die Disko gehen.

1. durft
2. mag
3. wil
4. moet

Mag: Philip mag es nicht, wenn er tanzen muss.

1. kan het niet
2. durft het niet
3. houd er niet van
4. wil het niet

Wisst: Wisst ihr eigentlich selbst was ihr nun wirklich wollt?

wollt: Wisst ihr eigentlich selbst was ihr nun wirklich wollt?

Könnt: Könnt ihr mir vielleicht helfen?

soll: Ich weiß nicht was ich hier tun soll.

Magst du Herr Schröder? Ich kann ihn echt nicht leiden!

willen: Sven, ich __ jetzt nach Hause

Lekker vinden: Linda ___ Obst

Mogen: ____ wir einen Film gucken?

Modale werkwoorden:
Er is vaak een klinkerwisseling tussen enkelvoud en meervoud

1. waar
2. niet waar
3. geen idee

Modale werkwoorden:
In het meervoud vervoeg je ze regelmatig

1. waar
2. niet waar
3. geen idee

Modale werkwoorden:
Achter de er/sie/es-vorm komt geen uitgang, net als in het Nederlands

1. waar
2. niet waar
3. geen idee

ik moet nog ...

de rijtjes leren

de juiste vertaling leren

vooral veel oefenen

de rijtjes leren, de vertaling en oefenen

ik moet niets meer. Ik kan dit