A2- herhalen voor de toets - beeldspraak -

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

- Dagopening

- Lezen

- SO Woordenschat

- Wat moet je kennen voor de toets 

TOETS IS MAANDAG 10 OKTOBER 

Doel:

- Je weet wat je moet kennen voor de toets

- je geeft in voorbeeldzinnnen aan of er sprake is van beeldpraak, en zo ja, dan geeft je aan welke beeldspraak. 

- Je weet wat je nog niet weet (en wat je nog moet leren)

Vandaag in de les:

Stillezen

- Vergelijking (Anna is zo licht als een veertje) 

 - metafoor (een gat in je hand hebben) 

- personificatie (mijn fiets protesteerde hevig) 

Beeldspraak

In een vergelijking staan beeld en object

ja

nee

weet ik niet

Is dit een vergelijking?
Een schat van een kind gaf me een beker aan.

1. Ja
2. Nee, het is een metafoor
3. Nee, het is een personificatie
4. Weet ik niet

Wat is in de volgende zin het object en wat is het beeld?
Anna is zo licht als een veertje

Het verschil tussen een metafoor en een vergelijking is

1. een metafoor is niet echt
2. bij een metafoor ontbreekt het object
3. bij een metafoor ontbreekt het beeld
4. er is geen verschil

Bij beeldspraak bedoel je iets

1. figuurlijk
2. letterlijk
3. weet ik niet

Wat is een personificatie?

1. Als je een vergelijking maakt over een persoon
2. Als je een levenloos ding als levend persoon omschrijft
3. Als je een persoon vergelijkt met een dier
4. Iedere metafoor is een personificatie

De wilgen lieten treurig hun takken hangen

1. Metafoor
2. Personificatie
3. Vergelijking
4. Geen beeldspraak

De auto komt tot stilstand op de kinderkopjes

1. Metafoor
2. Personificatie
3. Vergelijking
4. Geen beeldspraak

Leg uit waarom dit geen gebiedende wijs is: 'je moet nu aan de slag gaan'.

Jan krijgt morgen zijn cadeau en daarom (branden) hij van nieuwsgierigheid

1. brand
2. brandt
3. brant
4. weet ik niet

De (verwoesten) storm had het (stranden) schip zwaar (beschadigd)

1. verwoeste, gestrande, beschadigt
2. verwoestende, gestrande, beschadigt
3. verwoestende, gestrande, beschadigd
4. verwoestende, gestrande, beschadigdt

Het onvoltooid deelwoord is

1. hetzelfde als het voltooid deelwoord
2. infinitief (hele ww) + d
3. bestaat niet
4. hetzelfde als het infinitief (hele ww)

Wat moet je nog leren voor de toets?

Bereid je goed voor (zie je de gebiedende wijs?)

Op It's Learning vind je precies wat je moet leren voor de toets 

Zie planner > week 41 > toetsoverzicht 

En vergeet niet: volgende week is ook de deadline voor je boekopdracht!