2Ma 19-03-21 Over Taal Blok 4 en 5

Over Taal Blok 4 en (een stukje van) Blok 5

  • Tweelingfouten: als-dan
  • Vaktaal
  • Taalvariatie


Hou schrift en pen bij de hand; je hebt ze straks nodig!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over Taal Blok 4 en (een stukje van) Blok 5

  • Tweelingfouten: als-dan
  • Vaktaal
  • Taalvariatie


Hou schrift en pen bij de hand; je hebt ze straks nodig!

Slide 1 - Tekstslide

Als of Dan?  

Slide 2 - Tekstslide

DAN:
regels:
gebruik DAN na:
- De vergrotende trap: meer DAN, kleiner DAN, mooier DAN
- ander, andere, anders: het is anders DAN ik dacht

Slide 3 - Tekstslide

ALS
Gebruik ALS na:
- net zo en even: net zo groot ALS, even mooi ALS
- Niet zo: niet zo groot ALS
- Drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot ALS

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

In tweetal: 
  1. Dat nieuwe lokaal heeft dezelfde afmetingen ..... de oude lokalen.
  2. Hij is net zo groot ..... zijn vader.
  3. Hij is net zo leuk ..... jij.
  4. Hij leest veel sneller ..... ik.
  5. Hij weet dat beter ..... ik.
  6. Ik denk dat Gerbrand daar meer van weet ..... Harry.
  7. Zij is zeker niet beter in grammatica ..... Gerard.
  8. Een vijf was meer ..... waar ik op gehad gerekend.
  9. Mijn vrouw verdient twee zoveel ..... ik.





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Dus.. wat is een vaktaal/vakjargon?

Slide 8 - Open vraag

Probeer een aantal vaktaalwoorden te bedenken.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

In welke situatie zullen kinderen die tweetalig opgroeien de meeste kans hebben om de talen goed te leren?
A
Wanneer beide ouders twee talen door elkaar spreken.
B
Wanneer beide ouders consequent hun eigen taal tegen het kind spreken.

Slide 11 - Quizvraag

Voor het leren van je moedertaal gebruik je andere hersengebieden dan voor een vreemde taal.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een vreemde taal en een tweede taal?
A
De tweede taal is een moedertaal, de vreemde taal niet.
B
Er is geen verschil.
C
Je spreekt van een tweede taal wanneer je een vreemde taal bijna net zo goed beheerst als je moedertaal.
D
Een tweede taal is de eerste vreemde taal die je leert.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Groepstaal
De muziekdocent uit het filmpje heeft het over Nedersaksisch als een taal die je met je vrienden spreekt.
Groepen mensen spreken in sommige situaties een andere taal dan hun moedertaal. Dit noem je groepstaal.
Voorbeelden van groepstaal zijn vaktaal of jargon en jongerentaal of straattaal.
Jongerentaal bestaat al heel lang, maar pas sinds de komst van internet en smartphones wordt deze taal niet meer alleen gesproken, maar ook geschreven. Dit heeft geleid tot chattaal en Twittertaal.

Slide 15 - Tekstslide

Straattaal
Straattaal is het taalgebruik van jongeren in grote meertalige steden die Nederlandse woorden en uitdrukkingen vervormen of vervangen door materiaal uit andere talen, zoals bijvoorbeeld het Sranan (Surinaamse taal), Marokkaans (Arabisch en/of Berber) en (Amerikaans-) Engels.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wanneer is straattaal ontstaan?
A
Eind 20e eeuw.
B
Eind 19e eeuw.
C
Begin van het jaar 2000.
D
Begin 20e eeuw.

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke taal is het woord 'Doekoe' afkomstig?
A
Antiliaans
B
Surinaams
C
Marrokaans
D
Turks

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent de volgende zin?

"Die fissa was tantoe hard, door al die dope pokoes!"
A
Dat feest duurde tot zo laat, door al die dure drankjes!
B
Dat feest was heel leuk, door al die gave nummers!
C
Dat festival liep zo uit de hand, door al die drugs!

Slide 20 - Quizvraag

Hoe komt het dat veel jongeren straattaal overnemen?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren zijn gevoelig voor populariteit en nemen dit van elkaar over.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent de volgende zin?

"No spang, er zit nog gas in die whip."
A
Geen stress, er zit nog benzine in de auto.
B
Geen zorgen, ik heb nog genoeg energie.
C
Ze is niet knap, maar heel bijdehand.

Slide 22 - Quizvraag

Straattaal heeft vaak te maken met seks, relaties, geld en geweld. Hoe komt dit?
A
Straattaal hoort bij een machocultuur. Mannen zijn hier de baas.
B
De mensen die straattaal hebben bedacht vonden dat belangrijke onderwerpen.
C
De nummers die worden gemaakt gaan over dit soort onderwerpen.
D
Meer mannen dan vrouwen spreken straattaal.

Slide 23 - Quizvraag

Stelling:
Kinderen raken in de war van meertaligheid.
A
eens
B
oneens

Slide 24 - Quizvraag

Stelling:
Het spreken van een dialect is slecht voor de ontwikkeling van het Nederlands
A
eens
B
oneens

Slide 25 - Quizvraag

Stelling:
Je kunt beter leren als je meertalig bent.
A
eens
B
oneens

Slide 26 - Quizvraag

Wat vond je leuk/interessant aan deze les?

Slide 27 - Open vraag