H2, Schrijven H1

Welkom HV2! 
Boek, schrift en pen op tafel?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond? 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom HV2! 
Boek, schrift en pen op tafel?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Wat weet je al?
- Uitleg schrijven
- Even oefenen
- Zelf aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven
We gaan de komende twee weken aan de slag met schrijven. Waar denk je aan bij schrijven? 

Slide 3 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven
Een zakelijke e-mail is formeel

Een zakelijk e-mail moet je daarom volgens bepaalde regels schrijven. Deze regels gaan over twee dingen.
1. De inhoud 
2. De vorm

Slide 4 - Tekstslide

De inhoud van een zakelijke e-mail
  • Maak duidelijk wie je bent
  • Mijn naam is Dirk de Vries. 
  •  Schrijf kort waar de e-mail over gaat
  • Ik stuur u deze mail omdat ik vraag heb over mijn cijfer.
  • Stel je vraag
  • Kunt u mij misschien uitleggen bij welke opdrachten ik fouten heb gemaakt?
  • Laat eventueel weten wat je van de ander verwacht
  • Graag hoor ik spoedig van u. 

Slide 5 - Tekstslide

De vorm van een zakelijke e-mail
  • Noteer het onderwerp in de onderwerpsregel
  •  Begin met een passende aanhef gevolgd door een komma (Geachte heer/mevrouw,)
  • Sla een regel over en begin dan op een nieuwe regel met een hoofdletter
  • Wees beleefd en spreek de ander aan met 'u' 
  • Sla na de laatste zin een regel over
  • Zet een afscheidsgroet onder je e-mail (Met vriendelijke groet,)
  • Sla weer een regel over en zet je voor- en achternaam onder je e-mail
  • Controleer je mail op spel- en/of taalfouten

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen... opdracht 1 (blz. 18)

Slide 7 - Tekstslide

Zelf aan de slag!

Wat? Opdracht 2 (blz. 19)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen
Tijd? Je hebt hier de rest van de les de tijd voor.
Klaar? Maak opdracht 3 (blz. 19)

timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Chronologisch
Tijdsvolgorde
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl ... 
Opsommend 
Dingen achter elkaar noemen
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte ... 
Tegenstellend
Het tegenovergestelde wordt genoemd
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel ...
Toelichtend
Extra informatie geven
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan ... 

Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Er komen nu drie tekstverbanden bij


Concluderend
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst. 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
Redengevend
Geeft aan waarom iets vindt of doet
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij 
Oorzakelijk
Geeft aan waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij 

Slide 10 - Tekstslide

Wild - Mel Wallis de Vries

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Chronologisch
Tijdsvolgorde
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl ... 
Opsommend 
Dingen achter elkaar noemen
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte ... 
Tegenstellend
Het tegenovergestelde wordt genoemd
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel ...
Toelichtend
Extra informatie geven
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan ... 

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen...
1. Ans loopt iedere ochtend een uur met de hond, maar sinds haar ongeluk met de fiets, lukt dat niet meer. 

2. Ik ga eerst mijn huiswerk maken en daarna heb ik afgesproken met Lars.

3. Nadia is dol op honden. Zo houdt ze van labradors en poedels. Bovendien vindt ze goldenretrievers heel erg leuk. 

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 en 2  (blz. 250 en 251)

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Stappen:
1. Log in bij Magister
2. Ga naar Leermiddelen
3. Klik op Nederlands
4. Ga naar hoofdstuk 'De Brug'
5. Ga naar lezen 
6. Maak opdracht 3
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Fictie; 
Nakijken: opdracht 2 en 3 (blz. 204 en 205)

Daarna lezen we samen tekst 3 (het vervolg)
en maak je opdracht 4 (blz. 206)

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdgedachte
In een zin wordt samengevat wat het belangrijkste is dat over het onderwerp gezegd wordt.​
Soms kun je de hoofdgedachte letterlijk overnemen uit de tekst. Je vindt hem dan in de inleiding of het slot. ​
Onderwerp: vakantie​
Hoofdgedachte: het was een geweldige vakantie

Slide 17 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Met 'tekstverband' wordt de samenhang tussen delen van de tekst bedoeld. Signaalwoorden geven aan wat voor verband je kunt herkennen. 



Slide 18 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Chronologisch
Tijdsvolgorde
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl ... 
Opsommend 
Dingen achter elkaar noemen
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte ... 
Tegenstellend
Het tegenovergestelde wordt genoemd
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel ...
Toelichtend
Extra informatie geven
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan ... 

Slide 19 - Tekstslide

Tekstverbanden & signaalwoorden
Even oefenen... 

1. Als je een goed cijfer voor Nederlands wil halen, moet je ten eerste goed opletten in de les. Daarnaast moet je het huiswerk bijhouden. Tot slot moet je de theorie uit je hoofd leren. ​
2. Naar mijn idee moeten we stoppen met de verkoop van dit product, maar mijn collega's denken daar anders over. 

Slide 20 - Tekstslide

Tekstdoelen
Amuseren
Dat je je vermaakt
Leesboek
Informeren
Dat je iets te weten komt
Nieuwsbericht
Overtuigen
Dat je zijn mening overneemt
Betoog, recensie
Activeren
Je overhalen om iets te doen
Reclametekst, uitnodiging

Slide 21 - Tekstslide

Tekst en beeld
Bij een tekst staan vaak illustraties. De schrijver kan met een illustratie verschillende doelen hebben:​
  • De tekst mooier maken (verfraaien)​
  • Aandacht trekken ​
  • Informatie verduidelijken​
  • Informatie aanvullen 

Slide 22 - Tekstslide

Zelf aan de slag!

Wat? Opdracht 1 en 2 (blz. 250 en 251)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen
Tijd? Je hebt hier de rest van de les de tijd voor.
Klaar? Je gaat verder met opdracht 3 (blz. 252)


timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide