week 1 les 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

  • Maatwerk
  • Unité 6 bon appétit
  • SO - le vlog
  • Les clichés et habitudes françaises
  • Regarder & parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik meer over Franse eetgewoontes
  • heb ik geoefend met luisteren
  • Heb ik nieuwe woorden geleerd

Slide 2 - Tekstslide

maatwerk: bandes dessinées!
- Meer leren over Franse strips
- Nieuwe woorden 
(handig voor de 2e/3e klas)
- strip schrijven
- helft van de les film /aflevering Tintin Netflix


Slide 3 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on fait aujourd'hui?
  • Je gaat iets leren over Franse strips.
  •  Je gaat meer lezen en vragen beantwoorden over Tintin.

Slide 4 - Tekstslide

SO - le vlog

Schrijf op: in de week van 15/5: je maakt een vlog over het restaurant (Bijlage met instructie volgt)

Les devoirs pour vendredi (vrijdag): Leren apprendre 1 blz 72 (75 plusklas)


Slide 5 - Tekstslide

Les devoirs
Leren apprendre 1

Slide 6 - Tekstslide

Le fromage 
Le petit-déjeuner?
après le plat principal?

Slide 7 - Tekstslide

Le déjeuner
une entrée
un plat principal
du fromage
un dessert
12.00-14.00 uur

Slide 8 - Tekstslide

Le déjeuner
des tartines?
la cantine scolaire

Slide 9 - Tekstslide

Un goûter - gouter
16.00  uur
des bonbons

Slide 10 - Tekstslide

19.00-21.00 uur

Slide 11 - Tekstslide

Quizzz
Wie verdient een Napoleon?

Slide 12 - Tekstslide

Les repas pendant la journée en France
7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00
le dîner
le goûter
le déjeuner
le petit-déjeuner

Slide 13 - Sleepvraag

le croissant
la boulangerie
manger
le café
la confiture
le restaurant
la baguette

Slide 14 - Sleepvraag

broodsoorten
beleg
drankjes
algemene woorden over eten
le petit déjeuner
le petit déjeuner
la tartine
la tartine
le beurre
le beurre
le café
le café
la baguette
la baguette
le thé
le thé
le croissant
le croissant
le pain
le pain
le chocolat
le chocolat
manger
manger
le dîner
le dîner
bon appétit
bon appétit
la boulangerie
la boulangerie
la confiture
la confiture

Slide 15 - Sleepvraag

Wat betekent "Bon appétit !"
A
Slaap lekker
B
Eet smakelijk
C
Gefeliciteerd
D
Tot ziens!

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal: "une entrée"

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent 'des bonbons'?
A
Bonbons
B
Snoepjes
C
Chocolade
D
Bonzen

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal: "Le plat principal"

Slide 19 - Open vraag

Wanneer eet men in Frankrijk normaal gesproken 'le fromage'?
A
Bij het ontbijt
B
Na het hoofdgerecht
C
Als tussendoortje
D
voor het slapen gaan

Slide 20 - Quizvraag

Traduis: eten
A
préparer
B
manger
C
arriver
D
venir

Slide 21 - Quizvraag

Welke twee betekenissen heeft 'le carrefour'?
A
het kruispunt - de supermarkt
B
de rotonde - de supermarkt
C
het kruispunt - de oven
D
de rotonde - de oven

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
" Ik hou niet van kaas".
A
J'aime ne pas le fromage.
B
j'aime ne le fromage pas
C
Je n'aime pas le fromage.
D
ne j'aime pas le fromage

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Sandra ne pas mange beaucoup.
B
Sandra ne mange pas beaucoup.
C
Sandra n'mange pas beaucoup.
D
Ne pas Sandra mange beaucoup.

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent ´un gouter´?
A
een gouden ei
B
een vieruurtje
C
een kaas
D
een toetje

Slide 25 - Quizvraag

Waar eten Franse scholieren hun lunch?
A
Op het schoolplein, ze eten boterhammen
B
in 'la cantine scolaire', ze eten boterhammen en fruit.
C
In 'la cantine scolaire', ze eten een warme maaltijd
D
In 'la cantine scolaire', ze nemen zelf boterhammen mee.

Slide 26 - Quizvraag

Page 50 - regarder
Page 52 VWO boek

Slide 27 - Tekstslide

La grammaire - blz 154   1.2
Aimer, adorer, préférer, détester + le, la, l', les

Ik houd van x fruit - j'aime le fruit
Ik houd van x snoep - j'adore les bonbons
Ik heb liever x sinas - je préfère l'Orangina
Ik heb een hekel aan x ijs - Je déteste la glace
30

Slide 28 - Tekstslide

Achterin boek - grammatica

Neem evt. de juiste bladzijde erbij. 
blz 154 - 1.2 aimer, adorer etc. 
blz 157 - 5 de ontkenning


blz 162 en 165 Plusklas

Slide 29 - Tekstslide

Au travail - exercice 3
A - vul de juiste woorden in
B - Schrijf op waar je wel en niet van houdt.

Slide 30 - Tekstslide