La grammaire - blz 154 1.2
Aimer, adorer, préférer, détester + le, la, l', les
Ik houd van x fruit - j'aime le fruit
Ik houd van x snoep - j'adore les bonbons
Ik heb liever x sinas - je préfère l'Orangina
Ik heb een hekel aan x ijs - Je déteste la glace