Herhaling Jong&Oud H3
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een ww uitkering wordt betaalt uit de
A
btw
B
accijns
C
sociale premies
D
inkomstenbelasting
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
C
degressief tarief
D
geen antwoord goed
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
De aftrekposten haal je van het bruto-inkomen af
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente
Slide 9 - Quizvraag
Vul in: je wilt dat je aftrekposten zo ............. mogelijk zijn.
A
Hoog
B
Laag
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
dit is GEEN goed voorbeeld van een heffingskorting
A
arbeidskorting
B
ouderenkorting
C
algemene heffingskorting
D
jongerenkorting
Slide 12 - Quizvraag
Door een heffingskorting betaal je minder belasting.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Zorgen de heffingskortingen voor een grotere of kleinere gemiddelde belastingdruk?
A
Hoger
B
Gelijk
C
Lager
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?
A
Je krijgt dan een naheffing
B
Je krijgt dan een voorheffing
C
Je krijgt dan automatisch geld terug van de Belastingdienst
D
Er gebeurt dan helemaal niets totdat je zelf actie onderneemt.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Bij het progressieve tarief van de inkomstenbelasting worden de verschillen in verhouding ...
A
kleiner
B
groter
Slide 19 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente
Slide 21 - Quizvraag
Zorgen de heffingskortingen voor een grotere of kleinere gemiddelde belastingdruk?
A
Hoger
B
Gelijk
C
Lager
