M2 NN7 Cursus 7 Spelling introductie

Mavo 2 

Aanwezigheid + materiaal
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mavo 2 

Aanwezigheid + materiaal

Slide 1 - Tekstslide

Mavo 2 

Vandaag
NN7 Cursus 7
Paragraaf 11
Voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Nieuw lesdoel
  • Instructie
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:

1. herhalen spelling werkwoorden tt en vt
2. spelling van het voltooid deelwoord

Je leert zonder spelfouten werkwoorden te vervoegen.
Dus.. geen schrijffouten meer in de werkwoorden met d's en t's.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf,  dan heb je de stam. Van de stam maak je de ik-vorm.

rennen                                                            fietsen
Ik ren (ik-vorm)                                           Ik fiets  (ik-vorm)
Jij rent / ren jij?                                          Jij fietst / fiets jij?
Hij/zij rent                                                     Hij/zij fietst
Wij rennen                                                    Wij fietsen
Jullie/zij rennen                                         Jullie/zij fietsen

Slide 5 - Tekstslide

Weet je het nog?     Z-S    V-F

blozen
stam: bloz-       ik-vorm bloos
hij bloost
wij blozen

heb(ben) gebloosd 








leven
stam: lev-        ik-vorm leef
hij leeft
wij leven 

heb(ben) geleefd

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 8 - Quizvraag

(Worden) zij kampioen?
A
wordt
B
word

Slide 9 - Quizvraag

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk (vinden).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
vindt
D
vind

Slide 10 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 11 - Quizvraag

(worden) Hij ... later eigen baas.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer (worden) je oma nu geopereerd aan haar knie?
A
wordt
B
word

Slide 13 - Quizvraag

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 14 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
  • Werkwoordsvorm (vervoeging met voorvoegsel ge-, be-,  ver-, ont-, .........)
  • Er staat altijd een persoonsvorm van hebben, worden , zijn   in de zin.
  • Gebruik de verlengproef. Daarmee hoor je vaak wat de  laatste letter     moet  zijn!        Hij heeft gerend (want hij rende)                                                                                         Zij heeft gefietst  (want zij fietste)
  • Een voltooid deelwoord eindigt op: -d ,  -t , -en  (gerend, gefietst, gelopen)
  • Twijfel tussen d of t? Zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? Dan is het een -t.

Slide 15 - Tekstslide

De architect heeft (berekenen) hoe groot het dakterras mag zijn.
A
berekent
B
berekend

Slide 16 - Quizvraag

Hij heeft de vraag goed ...... (beantwoorden)
A
beantwoordt
B
gebeantwoord
C
geantwoord
D
beantwoord

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 18 - Quizvraag


De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 21 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maken van de oefeningen van het werkblad.

Slide 22 - Tekstslide

Tips om werkwoordspelling
 te oefenen (voor thuis)

Website om te oefenen:
De oefeningen zonder slotje
moet je maken!
     

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoel gehaald???
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tegenwoordige tijd
2. spelling van het voltooid deelwoord

Je leert zonder spelfouten werkwoorden te vervoegen.
Dus: geen schrijffouten meer in de woorden met d's en t's.

Slide 24 - Tekstslide