In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Teksten lezen, week 3
Schiermonnikoog
stap 30
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les:
* Heb je de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst. * Heb je de theorie over tekstdoelen en tekstsoorten herhaald.
Slide 2 - Tekstslide
De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 3.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst 'Smaken verschillen niet'?
A
overeenkomsten in smaakvoorkeur
B
overeenkomsten tussen vormen
C
verschillen in smaak tussen personen
D
verschillen tussen vorm en beeld
Slide 4 - Quizvraag
Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door ...
A
een conclusie te trekken.
B
een opmerking te plaatsen.
C
een voorbeeld aan te halen.
D
een waarschuwing vooraf te geven.
Slide 5 - Quizvraag
Gebruik onderstaande informatie voor het beantwoorden van de volgende twee vragen.
De tekst is te verdelen in drie delen met de volgende kopjes:
Zoveel mensen, zoveel smaken?
Onderzoek naar schoonheidsprincipes
Vernieuwing en meerwaarde
Slide 6 - Tekstslide
Bij welke alinea begint deel 2? (Geef het nummer van de alinea)
Slide 7 - Open vraag
Bij welke alinea begint deel 3? (Geef het nummer van de alinea)
Slide 8 - Open vraag
“We houden in het algemeen ook meer van symmetrische dan van asymmetrische vormen en beelden.” (regels 53-55) Geef een voorbeeld van het begrip asymmetrie dat genoemd wordt in alinea 5 of alinea 6.
Slide 9 - Open vraag
Lees de informatie uit alinea 6. Welke van de volgende afbeeldingen zou volgens het onderzoek van de universiteit van Leipzig het hoogst gewaardeerd worden?
A
B
C
D
Slide 10 - Quizvraag
“Dezelfde esthetische norm hanteren we voor levenloze objecten (…)” (regels 91-92) Welke esthetische norm wordt hier bedoeld?
A
de norm dat onderlinge afstanden niet mogen afwijken van het gemiddelde
B
de norm dat voor levenloze objecten hetzelfde moet gelden als voor niet-levenloze
C
de norm dat vormen in gewone gezichten niet te veel mogen verschillen
D
de norm dat zaken best anders mogen zijn, maar niet te veel mogen
afwijken
Slide 11 - Quizvraag
“(…) onze luie geest wil het wel meteen kunnen herkennen als een stoel of een wijnglas.” (regels 96-98) Citeer een zin uit alinea 8 die deze bewering afzwakt.
Noem de vier algemene principes die volgens deze tekst blijken te gelden bij schoonheidservaringen.
Slide 13 - Open vraag
“Integendeel, veel vernieuwingen in kunst en design worden door het grote publiek in eerste instantie afgewezen.” (regels 113-116) Noem twee redenen uit de alinea’s 9 en 10 waarom we vernieuwingen toch mooier gaan vinden.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Met welk doel is deze tekst geschreven? De schrijver wil de lezer ...
A
aansporen om het brein te prikkelen en zodoende de smaak te verbreden.
B
ervan overtuigen dat het hebben van een eigen smaak staat voor identiteit.
C
informeren over verrassende regels ten aanzien van smaakervaring.
D
uitleggen hoe je ervoor zorgt dat producten voldoen aan ieders smaak.
Slide 16 - Quizvraag
“Smaken verschillen, zo leren we als kind al. Maar is dat wel zo?” (regels 13-14) Welk antwoord geeft de tekst op deze vraag?
A
De smaak van mensen blijkt helemaal niet te verschillen, ook al denken veel mensen dat.
B
Doordat ons brein geprikkeld wil worden door ongebruikelijke vormen, verschillen smaken van mensen inderdaad.
C
Er liggen verschillende overeenkomende principes ten grondslag aan de smaak van mensen, maar smaken komen niet volledig overeen.
D
Mensen vinden het vooral belangrijk dat hun smaak niet te veel afwijkt van die van anderen, waardoor smaken vrijwel niet verschillen.
Slide 17 - Quizvraag
In alinea 8 en 9 kun je lezen dat ons brein gekieteld wil worden door nieuwe prikkels, maar dat we deze ongebruikelijke vormen, beelden en patronen niet meteen mooi vinden. Vind jij vernieuwende vormen, beelden en patronen, zoals je bij moderne kunst ziet, mooi? Geef minimaal drie argumenten én een tegenargument bij je mening.
Slide 18 - Open vraag
Wat heb je geleerd?
* Je hebt de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst.
* Je hebt de theorie over tekstdoelen en tekstsoorten herhaald.
Slide 19 - Tekstslide
Wat bereid je voor voor de volgende les?
Je werkt zelfstandig aan de betoogopdracht voor M&M over de EU.