Klinisch redeneren Quiz

Klinisch redeneren Quiz
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Klinisch redeneren is
A
koppelen van eigen observaties en interpretaties aan de medische kennis die je bezit
B
koppelen van je eigen observaties aan de verpleegkundige skills die je bezit
C
observaties en interpretaties van de medische wereld losgekoppeld van jouw kennis
D
Praten zoals in het ziekenhuis

Slide 2 - Quizvraag

Klinisch beeld
A
Omschreven beeld van een zorgvrager op basis van observaties van de arts
B
Omschreven beeld van een zorgvrager op basis van observaties met alle zintuigen en metingen van de vitale functies.
C
Omschreven beeld van een zorgvrager op basis minimaal 5 jaar dossier voering
D
Beeld in het ziekenhuis

Slide 3 - Quizvraag

om kinische probleemstellingen te formuleren heb je nodig:
A
Een verpleegkundigzakboek
B
Een verpleegkunde diploma
C
Een arts
D
Gedegen kennis van de verschillende ziektebeelden en wat hiervan de symptomen zijn.

Slide 4 - Quizvraag

Klinisch beleid is
A
Het uit te voeren beleid van het ziekenhuis specialist
B
Het uit te voeren beleid van het verpleeghuis arts.
C
Het uit te voeren beleid op basis van klinisch redeneren
D
Alle antwoorden zijn te gebruiken

Slide 5 - Quizvraag

Redeneer hulpen zijn
A
Mensen die helpen bij redeneren
B
Hulpmiddelen om problemen inzichtelijk te maken.
C
Andere naam voor verpleegkundige
D
Bestaat niet, redenderen doe je zelf.

Slide 6 - Quizvraag

Een redeneer hulp voorbeeld is het EWS. Dat staat voor:
A
Easy Warning Score
B
Easy Waiting Score
C
Every Willing study
D
Early Warning Score

Slide 7 - Quizvraag

Het aantal punten bij een EWS ligt tussen de __ en __
A
0 en 3
B
0 en 6
C
0 en 18
D
0 en 24

Slide 8 - Quizvraag

Om bewustzijn aan te duiden gebruiken we "AVPU" dat is de afkorting voor
A
Allergie Veligheid Prikkels Unit
B
Alert Verbal Pain Unresponsive
C
Anxious Visual Pain Unethical
D
Alles Verder Prettig Uitschreeuwen

Slide 9 - Quizvraag

Triage is een methode om urgentie aan te wijzen. De drie urgentieklassen zijn:
A
Nu, Straks, Nooit
B
Vandaag, morgen, deze week
C
Acuut, Dringend, Routine
D
Geel, zwart, blauw

Slide 10 - Quizvraag

VALTIS staat voor:
A
Voorgeschiedenis, Aandacht, Leeftijd, Temperatuur, Intensie en Samenwerking.
B
Voor Arts Later te Indiceren Stoornis
C
Viraal, Acuut, Langdurig, Toxic, Intermittend, Septisch
D
Voorgeschiedenis, Aard van de klacht, Lokalisatie, Tijd, Intensiteit en Samenhang

Slide 11 - Quizvraag

VALTIS is een meer uitgebreid hulpmiddel om de klachten van een zorgvrager te specificeren. Deze gebruik je wanneer
A
het zorgprobleem van de zorgvrager mindere urgent is
B
het zorgprobleem van de zorgvrager meer urgent is
C
het zorgprobleem van de verpleegkundige is
D
Er geen zorgprobleem is

Slide 12 - Quizvraag

De "S" in Communicatiemethode SBAR staat voor:
A
Situation
B
Sickness
C
Stage
D
Sorry

Slide 13 - Quizvraag

Alle werkplekken gebruiken dezelfde hulpmiddelen
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag