Actaeon 155-167

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

acuta (155) congrueert met

1. vallis
2. piceis
3. densa
4. cupressu

acuta cupressu (155) staat in welke naamval?

densa (155) congrueert met:

1. vallis
2. piceis
3. nomine
4. Gargaphie

In welke naamval staat densa (155) dus?

sacra (156) congrueert met:

1. vallis
2. piceis
3. cupressu
4. nomine

In welke naamval staat succinctae Dianae (156)?

1. nom ev
2. gen ev
3. dat ev
4. nom mv

Wat is het antecedent bij cuius (157)?

cuius (157) staat in de genitivus;
bij welk woord is het een bvb?

1. vallis
2. antrum
3. recessu
4. arte

Met welk woord vormt extremo een hyperbaton?

Leg uit wat dit hyperbaton duidelijk maakt?

Welke functie heeft antrum nemorale (157)?

waarmee congrueert laboratum (158)?

1. arte
2. recessu
3. antrum
4. nergens mee

simulaverat t/ suo (158-159):
Leg uit dat dit de omgekeerde situatie is.

Welke woorden vormen een chiasme?

1. artem ingenio-natura suo
2. ingenio suo-pumice vivo
3. natura suo - levibus tofis
4. pumice vivo - levibus tofis

tenui

gramineo

patulos

fons

unda

margine

hiatus

perlucidus (161): hoe kwam dit?
Citeer het Latijnse tekstelement.

Waarnaar verwijst hic (163)?
Citeer het Latijnse woord.

nom

gen

dat

acc

abl

dea

silvarum

fessa

artus

rore

Welk gebruik van de ablativus is venatu (163)?

1. modi
2. causae
3. instrumenti
4. separativus

Leg uit waarom de artus (164) van Diana 'virgineos' worden genoemd?

Wat is het antecedent van Quo (165)?

Wat is het onderwerp van tradidit (165)

1. een aan te vullen 'Diana'
2. nympharum
3. uni
4. armigerae

nom

gen

dat

acc

abl

nympharum

uni

armerigae

iaculum

arcus

Welk stilistisch middel herken je in regel 166?