Hoofd- en bijzaken

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hoofd- en bijzaken

Vandaag:

- opdracht 6 en 7 bespreken

H. 33 Hoofd- en bijzaken

Je leert wat hoofdzaken en bijzaken zijn in een tekst en hoe je ze kunt onderscheiden. 

Kijk in stilte opdracht 6 na (blz. 133)

Kijk in stilte opdracht 7 na (blz. 133)

 Hoofd- en bijzaken

Je leert wat hoofdzaken en bijzaken zijn in een tekst en hoe je ze kunt onderscheiden. 

Hoofdzaken: delen die echt nodig zijn om het verhaal te begrijpen (vind je in inleiding, slot, kernzinnen, tussenkopjes, titels).

Bijzaken: extra informatie, niet nodig om de tekst te begrijpen (voorbeelden, een toelichting). 

Wat is de hoofdzaak?

1. Mars, snickers, bounty, twix en M&M's eet ik graag.
2. Ik ben echt dol op alle soorten chocolade.

Wat is de hoofdzaak?

1. Oudere strips zijn niet meer zo populair als vroeger.
2. Helden als Lucky Luke, Kuifje, Robbedoes en Guust Flater zijn bij veel leerlingen onbekend.

Wat is de hoofdzaak?

1. Het hoofd van de plaatselijke brandweer heeft meerdere malen gevreesd voor zijn leven.
2. ''Vorige week liep ik in een brandend huis, toen er opeens een deel van het plafond naar beneden kwam dat me op een haar na miste.''

Maak opdracht 3 en 4 (blz. 134 en 135). 

We bespreken (een deel van) de antwoorden in de les. 

Overleg alleen fluisterend met diegene naast je. 

Schrijf de hoofdzaken van deze les op.