Test yourself Theme 5 H1

Today's lesson
What are we going to do today?

Schrift bij de hand + pen

- Recap negations
- oefentoets (online)
- homework
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today's lesson
What are we going to do today?

Schrift bij de hand + pen

- Recap negations
- oefentoets (online)
- homework

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
1. kunnen jullie ontkenningen maken met to do/be/have got.

2. hebben jullie geoefend met de onderdelen die jullie nodig hebben voor de toets.

3. weten jullie wat jullie zelf nog kunnen oefenen voor de toets.

Slide 2 - Tekstslide

Rewrite the sentences into negations

She is very happy.

Hoe pak je dit aan?

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan: She is very happy.
Stap 1. Staat er een vorm van 'to be' of 'have got' in de zin?
Ja?
Zet 'not' achter de vorm van to be / zet 'not' tussen have/has en het woordje 'got' in.
Nee?
Als het gaat om andere werkwoorden (ook HAVE zonder 'got'):
Gebruik:
do/does + not + hele werkwoord (dus zonder -s!)
He lives in Belgium.                  --> He does not live in Belgium.

Slide 4 - Tekstslide

Vorm van 'to be'?   Zet 'not' achter deze vorm.
I'm very tall.

She is very happy.

They are funny.
  • I am not very tall.

  • She is not very happy.

  • They are not funny.

Slide 5 - Tekstslide

Maak de zinnen ontkennend. Gebruik de verkorte vorm.

  • I have a dog.

  • I have got a dog.

Slide 6 - Tekstslide

Rewrite the sentences into negations.
  • I have a dog.                 I don't have a dog.

  • I have got a dog.         I haven't got a dog.

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1. Staat er een vorm van 'to be' of 'have got' in de zin?
Ja?
Zet 'not' achter de vorm van to be / zet 'not' tussen have/has en het woordje 'got' in.
Nee?
Als het gaat om andere werkwoorden (ook HAVE zonder 'got'):
Gebruik:
do/does + not + hele werkwoord (dus zonder -s!)
He lives in Belgium.                  --> He does not live in Belgium.

Slide 8 - Tekstslide

Maak de zinnen ontkennend. Gebruik de verkorte vorm.

  • John has a cat.

  • John has got a cat.

Slide 9 - Tekstslide

Rewrite the sentences into negations.
  • John has a cat.                 John doesn't have a cat.

  • John has got a cat.         John hasn't got a cat.

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1. Staat er een vorm van 'to be' of 'have got' in de zin?
Ja?
Zet 'not' achter de vorm van to be / zet 'not' tussen have/has en het woordje 'got' in.
Nee?
Als het gaat om andere werkwoorden (ook HAVE zonder 'got'):
Gebruik:
do/does + not + hele werkwoord (dus zonder -s!)
He lives in Belgium.                  --> He does not live in Belgium.

Slide 11 - Tekstslide

Negations with have / have got

Slide 12 - Tekstslide

Ik begrijp het verschil in de manier waarop ik ontkenningen moet maken met have got en have ZONDER got.
0100

Slide 13 - Poll

Homework:
  1. Do 'extra oefentoets Theme 5' on Google Classroom (in silence)
  2. Check your score --> Learn from your mistakes
    Need help? Raise your hand
  3. Do ex. 1 & 5 of test yourself Theme 5 (wb p. 22-25) 
  4.  Study words Theme 5 (you can use the Quizlets if you want) tb p. 83-85

Slide 14 - Tekstslide