Deviant op weg naar 1F thema 1 spelling en grammatica deel 2 zinsdelen

Nederlands
Thema 1 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica:
zinsdelen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Thema 1 hoofdstuk 2

Spelling en grammatica:
zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Over deze les doe je waarschijnlijk langer dan 1 lesuur. Leerlingen vinden dit een lastig onderwerp. Het zou best kunnen dat je over dit onderwerp 3 lessen doet (inclusief studiemeter)
Doel
Aan het einde van deze les:

Weet jij wat een zinsdeel is.

Kun je een zin in zinsdelen delen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Gedrag

Je leert zelfstandig werken​
- je werkt alleen
- je concentreert je op je werk
- het is stil in de klas

Je leert verantwoording nemen voor je eigen werk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start
Blz 18: we lezen samen de theorie.
En zin is een groep woorden die bij elk horen.

Blz 19: we lezen samen de theorie.
Een zinsdeel is een stukje van de zin. Dat stukje hoort bij elkaar. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijk hoor
Stukjes die bij elkaar horen. Hoe dan?
Dat gaan we zien.

Op de volgende dia een voorbeeld en daarna een zin.

Maak 2 zinnen met dezelfde woorden. 
Zet de woorden 2 keer in een andere volgorde.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat doen we even voor.....
Voorbeeld:

Mijn moeder is volgende week jarig.

Is mijn moeder volgende week jarig?

Volgende week is mijn moeder jarig.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mijn broer gaat volgende week naar oma

Slide 7 - Open vraag

Vraag aan de leerlingen of hen iets opvalt aan bepaalde stukjes nadat ze klaar zijn met typen en je de antwoorden hebt besproken.

Het zou op moeten vallen dat sommige woorden altijd naast elkaar staan.
Belangrijk dat je dat ook benoemd als ze dat zelf niet zien. 

Als die woorden niet naast elkaar staan, dan heb je geen kloppende zin.
Terug naar het voorbeeld
Mijn moeder is volgende week jarig.
Is mijn moeder volgende week jarig.
Volgende week is mijn moeder jarig.

de stukjes "mijn moeder" en "volgende week" staan altijd naast elkaar. Dat noemen we een zinsdeel. Ook als je de zin anders maakt, blijven deze stukjes naast elkaar staan.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zin in delen verdelen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen maken
Om een zin in delen te knippen gebruiken we een stappenplan.
Dat stappenplan schrijven we eerst in ons schrift.

Zinsdelen geven we aan met een          /            tussen de stukjes.

Daarna doen we het voor en oefenen we samen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meester Bart geeft vandaag Nederlands
1. Geeft meester Bart vandaag Nederlands? --> 
geeft is het werkwoord en is dus een zinsdeel.
2. is er een wie? --> Meester Bart --> ook een zinsdeel.
3. Is er een wat? --> Nederlands --> ook een zinsdeel.
4. is er een waar? --> nee
5. Is er een wanneer? --> vandaag --> ook een zinsdeel
Meester Bart / geeft / vandaag / Nederlands.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaterdag zwemt Jan in de zee.
1. Zoek het werkwoord door de zin vragend te maken. het werkwoord komt vooraan te staan en is dus een zinsdeel.

2. Wie? --> een persoon
3. Wat? --> vastpakken of doen.
3. Waar? --> plek of plaats. Waar je bent.
4. Wanneer? --> een tijd (bijvoorbeeld dag, week, maand).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaterdag / zwemt / Jan/ in de zee

Tip: woorden als in, de, van, het horen altijd ergens bij. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen
Je ziet zinnen. Deze verdeel je in zinsdelen door een      /      tussen de stukjes te zetten.
Typ de zin over met de         /               op de goede plek 

TIP: gebruik het stappenplan in je schrift. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de uitnodiging opgestuurd.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik sport elke week met een vriend.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij kunnen volgende week afspreken.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen voetbalt op het veldje.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Blz 21 opdracht 4:

Kijk naar de zin. Zet de woorden in de goede volgorde.

Verdeel daarna de zin in zinsdelen door      /         tussen de stukjes te zetten.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken
We bespreken de zinnen die jullie hebben gemaakt.
We kijken ook naar de zinsdelen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: Studiemeter
www.studiemeter.nl 
Log in met je naam en wachtwoord

1. klik op Nederlands 
2. klik op via start taal online
3. klik op via-vooraf op weg naar 1F
4. klik op thema 1 spelling en grammatica.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Rood: Ik heb ondanks meerdere waarschuwingen mijn gedrag helemaal niet veranderd.
Oranje: Ik laat niet wenselijk gedrag zien en pas me niet of nauwelijks aan.
Geel: Ik laat wenselijk/goed gedrag zien.
Groen: Ik laat meerdere keren en voor een lange tijd wenselijk/goed gedrag zien. 






Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies