Week 13-2

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gomez
Viernes, 28 de Noviembre de 2024
Él es sinterklaas
Sinterklaas está en Holanda
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gomez
Viernes, 28 de Noviembre de 2024
Él es sinterklaas
Sinterklaas está en Holanda

Slide 1 - Tekstslide

Reglas de la clase
1. Eten/ drinken
2. Telefoon thuis of in de kluis
3. Chromebook opgeladen
4. ELKAAR RESPECTEREN!

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
 1. Capítulo 2 - En camino
2. PLENDA 
3. Vocabulario Leren + ESTAR
4. Spelletje








.


Wat hebben wij vandaa nodig?
1. Extra blad: Ser+estar+hay
2. Laptop: LessonUp

Slide 3 - Tekstslide

HUISWERK (Diciembre 4 - Plenda)

Slide 4 - Tekstslide

¿Qué tal?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Terugblik
...naar vorige les

Slide 6 - Tekstslide

Wat hebben we vorige les gedaan?
Welke drie werkwoorden hebben we herhaald?

Slide 7 - Woordweb

Wat iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER

Slide 8 - Sleepvraag

Persoonlijke naamwoorden in het Spaans
Het werkwoord SER
Het werkwoord ESTAR
Het werkwoord HAY
We hebben al geleerd

Slide 9 - Tekstslide

Objetivos (Leerdoelen)
Na deze les kan/ken je...
-... de werkwoord ESTAR gebruiken.
-...de namen van gebouwen en winkels.



Slide 10 - Tekstslide

¡Hola! Yo __________(ser) Bram. 
Él ___________ (ser) italiano. 
Ellos  _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de juiste vorm van 'estar' naar het juiste doel.
Deau y Tess _____ (estar)  en España.
Tess y yo______(estar) en Holanda.
¿Tú________ (estar) en la clase de español?
Yo _______ (estar) en Italia.
Vosotros _____(estar) en Holanda.
están
estamos
estás

estoy
estáis

Slide 12 - Sleepvraag

¨HAY¨ betekent ...
A
Er is
B
Er zijn
C
A en B
D
Zijn

Slide 13 - Quizvraag

¿Cuántos chicos hay?
A
Hay cinco chicos en la foto
B
Hay nueve chicos en la foto

Slide 14 - Quizvraag

¿Cuántas flores hay?

A
Hay diez flores en la foto
B
Hay tres flores en la foto

Slide 15 - Quizvraag

Gebouwen en winkels in het Spaans
Lugares en Español

Slide 16 - Tekstslide

Panadería

Slide 17 - Tekstslide

Tienda de ropa

Slide 18 - Tekstslide

El cine

Slide 19 - Tekstslide

El supermercado

Slide 20 - Tekstslide

El centro comercial

Slide 21 - Tekstslide

La escuela / El instituto

Slide 22 - Tekstslide

El banco

Slide 23 - Tekstslide

La farmacia

Slide 24 - Tekstslide

El restaurante

Slide 25 - Tekstslide

La calle

Slide 26 - Tekstslide

Welke woorden horen bij elkaar?
la panadería
la farmacia
el restaurante
el cine
de bakkerij
de apotheek
het restaurant
de bioscoop

Slide 27 - Sleepvraag

Woordjes 2.1+2.2
Español
Holandés
delante de
voor
lejos
ver
cerca de
dichtbij
en frente de
tegenover 
aquí 
hier
allí
daar

Slide 28 - Tekstslide

Zinnen met het werkwoord ESTAR
Español
Holandés
delante de
voor
lejos
ver
cerca de
dichtbij
en frente de
tegenover 
aquí 
hier
allí
daar
El café está en frente de la piscina

Slide 29 - Tekstslide

Zinnen met het werkwoord ESTAR
Español
Holandés
delante de
voor
lejos
ver
cerca de
dichtbij
en frente de
tegenover 
aquí 
hier
allí
daar
___________________________________________________?

Slide 30 - Tekstslide

Zinnen met het werkwoord ESTAR
Español
Holandés
delante de
voor
lejos
ver
cerca de
dichtbij
en frente de
tegenover 
aquí 
hier
allí
daar
___________________________________________________?

Slide 31 - Tekstslide

VAMOS A JUGAR!

Slide 32 - Tekstslide

1. Vosotros sois un team (2 chicos o chicas)
2. BINGO completo!
3. FAKE BINGO - BAILAR EN LA CLASE

Slide 33 - Tekstslide

Ken ik de vervoeging van het werkwoord ¨Estar¨?
010

Slide 34 - Poll

Ken ik de namen van gebouwen en winkels in het Spaans?
010

Slide 35 - Poll


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

¡Hasta la próxima clase!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link