Standpunt - argument - weerlegging - tegenargument

Programma
 Standpunt - Argument - weerlegging - tegenargument (7 min)

Werkfase: maak opdracht 1 en opdracht 2




1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
 Standpunt - Argument - weerlegging - tegenargument (7 min)

Werkfase: maak opdracht 1 en opdracht 2




Slide 1 - Tekstslide

Standpunt - Argument
Standpunt: Dit is de mening of het standpunt dat de schrijver inneemt over een bepaald onderwerp. Het is wat de schrijver wil overbrengen of verdedigen.
Argument: Dit zijn de redenen of bewijzen die het standpunt ondersteunen. Argumenten versterken het standpunt en maken het overtuigender. 

Slide 2 - Tekstslide

Weerlegging - Tegenargument
Weerlegging: Dit is het antwoord op een tegenargument. Hierin wordt het tegenargument weerlegd of tegengesproken, waardoor het oorspronkelijke standpunt sterker wordt.
Tegenargument: Dit zijn standpunten of redenen die het oorspronkelijke standpunt uitdagen of bekritiseren. Tegenargumenten laten zien dat er ook andere perspectieven zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: "Het openbaar vervoer moet gratis worden."

want

Argument: "Hierdoor wordt de CO₂-uitstoot verminderd omdat meer mensen de auto laten staan."

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld weerlegging
Argument: "Fastfood is altijd goedkoper dan gezond eten."

Weerlegging: "Dat klopt niet, want veel gezonde producten zoals rijst, bonen en seizoensgroenten zijn vaak goedkoper dan fastfoodmaaltijden."

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld weerlegging
Standpunt: "Elektrische auto's zijn de beste oplossing voor milieuproblemen."

Tegenargument: "Elektrische auto's zijn niet de beste oplossing, omdat de productie van batterijen veel grondstoffen vereist en milieuschade veroorzaakt."

Slide 6 - Tekstslide

Werkfase
Er zijn twee opdrachten

Maak ze allebei 

Je krijgt een sticker bij een afgeronde opdracht



Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
Geef aan of het dikgedrukte deel van de tekst een
standpunt of een argument is.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2
Geef aan of het dikgedrukte deel van de tekst een standpunt, argument, weerlegging of tegenargument is.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide