In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Ophalen kennis over standpunt, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
Lesdoel
Je weet wat een standpunt is. Ook herken je argumenten in de tekst. Je kunt uitleggen wat een weerlegging is en een tegenargument
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een standpunt?
Slide 4 - Woordweb
Wat zijn argumenten?
Slide 5 - Woordweb
Wat zijn feitelijke argumenten?
Slide 6 - Woordweb
Wat zijn waarderende argumenten?
Slide 7 - Woordweb
Wat is een tegenargument?
Slide 8 - Woordweb
Wat is een weerlegging?
Slide 9 - Woordweb
Wat is een standpunt?
A
Een tegenargument
B
Een waarderend argument
C
Een mening over een onderwerp
D
Een feit dat altijd waar is
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak is een standpunt?
A
Ik vind dat het belangrijk is.
B
De zon is een ster.
C
Het regent vandaag.
D
Het is warm buiten.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een tegenargument?
A
Een ondersteunend argument
B
Een feitelijk argument
C
Een waarderend argument
D
Een argument dat het standpunt weerlegt
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een feitelijk argument?
A
Een argument gebaseerd op feiten
B
Een standpunt
C
Een waarderend argument
D
Een mening zonder bewijs
Slide 14 - Quizvraag
een tegenargument
A
gaat in tegen een argument
B
gaat in tegen een weerlegging
C
gaat in tegen het standpunt
D
gaat in tegen het standpunt en het argument
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een waarderend argument?
A
Een standpunt
B
Een argument dat waardeert of beoordeelt
C
Een tegenargument
D
Een feitelijke uitspraak
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een waarderend argument?
A
Een feit
B
Het waarderend argument geeft aan wat je van iets vindt, of iets ongepast of onwenselijk is of juist mooi.
Slide 17 - Quizvraag
Standpunt
Standpunt
Argument
Argument
dus
want
Slide 18 - Sleepvraag
Standpunt:
1ste argument
2de argument
Slide 19 - Sleepvraag
Werkfase
Log in met je eigen loginnaam en wachtwoord
Maak de vragen in je eigen tempo
Beantwoord de vragen in volledige zinnen
Slide 20 - Tekstslide
Werkfase
Maak de uitgedeelde opdracht
Lees de korte teksten
Maak vraag 1 en 2
Ik loop langs om het na te kijken
Slide 21 - Tekstslide
Werkfase
Lees de paragraaf 'Overtuigen' (p. 102 - 103 handboek)
Beantwoord daarna 5 vragen in de volgende slides.
Tijd: 20 minuten
timer
20:00
Slide 22 - Tekstslide
1a Onder het kopje 'Beïnvloeden' worden grofweg twee manieren beschreven waarop mensen hun gelijk proberen te krijgen. Welke zijn dat? R
b Geef van beide manieren een actueel voorbeeld uit je eigen werkelijkheid of uit de media. T1
Slide 23 - Open vraag
2. Leg uit waarom het voor zogeheten influencers belangrijk is dat het aantal 'volgers' op hun kanaal duidelijk zichtbaar in beeld is. T2
Slide 24 - Open vraag
3 Lees onderstaande (delen van) zinnen. Geef aan of het gaat om een standpunt of een argument en noteer de signaalwoorden of functiewoorden (zie handboek, pp. 64-65) waaraan je dat kunt zien. T1 Je kunt het bestand uitvergroten.
Slide 25 - Open vraag
3. Wat is het standpunt?
A
Er zijn weer dode buizerds gevonden
B
Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden.
Slide 26 - Quizvraag
timer
0:30
Weerlegging
Tegenargument
Ontkracht het standpunt
Ontkracht het argument
Slide 27 - Sleepvraag
Standpunt:
1ste argument
2de argument
Slide 28 - Sleepvraag
argumenteren
standpunt
betoog
argumenten
iemand overtuigen met taal
mening/opvatting
alle argumenten bij elkaar.
ondersteunen je standpunt
Slide 29 - Sleepvraag
Ik vond het optreden van Taylor Swift gisteren helemaal geweldig!
Ik ben er nog niet over uit of ik mijn scooter bij Achmea of Menzis verzeker.