In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
1.6 Reductiedeling (meiose)
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Herhaling mitose (quiz)
- Uitleg reductiedeling/meiose
- Quiz meiose
- Huiswerk maken
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor mitose?
A
Celdeling
B
gewone celdeling
C
reductiedeling
D
verdubbeling
Slide 3 - Quizvraag
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 4 - Quizvraag
Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe
Slide 5 - Quizvraag
Aan het einde van de mitose heb ik
A
2 cellen met 23 chromosomen
B
2 cellen met 46 chromosomen
C
4 cellen met 23 chromosomen
D
4 cellen met 46 chromosomen
Slide 6 - Quizvraag
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Bij het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Bij het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
Bij de celdeling van een bevruchte eicel.
D
Bij het ontstaan van een stuifmeelkorrel.
Slide 7 - Quizvraag
Organen en cellen
1.1 Organismen 1.2 De bouw van een organisme 1.3 Cellen van dieren en planten 1.4 Chromosomen 1.5 Gewone celdeling (mitose) 1.6 Reductiedeling (meiose)
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen 1.6
Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
Slide 9 - Tekstslide
Door Meiose/reductiedeling
ontstaan de geslachtscellen
Van 46 chromosomen naar 23 chromosomen
Slide 10 - Tekstslide
Menselijke cel
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.
Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.
Menselijke lichaamscellen hebben dus 46 chromosomen.
Alleen de zaadcel en de eicel NIET!!
Slide 11 - Tekstslide
Bevruchting
23 chromosomen moeder
23 chromosomen vader
46 chromosomen in de bevruchte eicel
(23 chromosomen paren)
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Verschil mitose - meiose
Mitose = (gewone celdeling) Van 46 -> 46
Doel = Groei, herstel en
vervangen van cellen
Meiose = (reductiedeling) Van 46 -> 23
Doel = produceren van
geslachtscellen
De verschillende fases hoef je niet te weten
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen 1.6
Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
Slide 15 - Tekstslide
reductiedeling
meiose
gewone celdeling
mitose
aanmaak geslachtscellen
aanmaak gewone cellen
de helft van het aantal chromosomen
evenveel chromosomen als de moedercel
Slide 16 - Tekstslide
Een luipaardgekko heeft 38 chromosomen in de lichaamscellen. Hoeveel chromosomen bevat een zaadcel van een luipaardgekko?
A
38
B
76
C
19
D
9,5
Slide 17 - Quizvraag
Hoe wordt bepaald wat het geslacht van de baby is?
A
Dat wordt bepaald door de vader
B
Dat wordt bepaald door de moeder
C
Dat bepaalt de baby zelf
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met een X- en een Y-chromosoom: (XY).
Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk
Slide 19 - Quizvraag
Op welk moment staat het geslacht van een kindje vast?