In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
1.6 Reductiedeling (meiose)
Slide 1 - Tekstslide
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor mitose?
A
Celdeling
B
gewone celdeling
C
reductiedeling
D
verdubbeling
Slide 3 - Quizvraag
Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe
Slide 4 - Quizvraag
Aan het einde van de mitose heb ik
A
2 cellen met 23 chromosomen
B
2 cellen met 46 chromosomen
C
4 cellen met 23 chromosomen
D
4 cellen met 46 chromosomen
Slide 5 - Quizvraag
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Bij het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Bij het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
Bij de celdeling van een bevruchte eicel.
D
Bij het ontstaan van een stuifmeelkorrel.
Slide 6 - Quizvraag
Organen en cellen
1.1 Organismen 1.2 De bouw van een organisme 1.3 Cellen van dieren en planten 1.4 Chromosomen 1.5 Gewone celdeling (mitose) 1.6 Reductiedeling (meiose)
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen 1.6
Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
Slide 8 - Tekstslide
Door Meiose/reductiedeling
ontstaan de geslachtscellen
Van 46 chromosomen naar 23 chromosomen
Slide 9 - Tekstslide
Menselijke cel
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.
Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.
Menselijke lichaamscellen hebben dus 46 chromosomen.
Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
Slide 17 - Tekstslide
Een luipaardgekko heeft 38 chromosomen in de lichaamscellen. Hoeveel chromosomen bevat een zaadcel van een luipaardgekko?
A
38
B
76
C
19
D
9,5
Slide 18 - Quizvraag
In de afbeelding worden onder andere celdelingen weergegeven. Zijn deze delingen mitoses (= gewone celdelingen) of meioses (= reductiedelingen)?Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open vraag
Hoe wordt bepaald wat het geslacht van de baby is?
A
Dat wordt bepaald door de vader
B
Dat wordt bepaald door de moeder
C
Dat bepaalt de baby zelf
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met een X- en een Y-chromosoom: (XY).
Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk
Slide 21 - Quizvraag
Op welk moment staat het geslacht van een kindje vast?