hoofdstuk 17

hoofdstuk 17
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 17

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
 hoofdstuk 13 t/m 16?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandse lening
Hypothecaire lening
Obligatielening
Leverancierskrediet
Afnemerskrediet
Rekening-courantkrediet

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Langlopende en kortlopende schulden 

Deel dat we dit jaar gaan aflossen is
KORT vreemd vermogen.

De rest van de lening is LANG vreemd vermogen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geldgever en nemer


Verstrekt
Geldgever --------------> geldnemer

Bank --------------> Peter




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandse lening
Lang lopende lening met eén geldverstrekker
Voordelen:
  • Direct overleg
  • nauwelijks bijkomende kosten (afsluit- of bemiddelingskosten)
Nadeel
  • Soms worden niet alle afspraken even goed vastgelegd.




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandse lening kan een achtergestelde lening

Hoeft pas terugbetaald te worden als alle andere schulden zijn terug betaald.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

crowdfunding
Letterlijk: geld ophalen bij het grote publiek. Je vertelt zoveel mogelijk bedrijven en particulieren over je plannen en vraagt of zij daar geld in willen steken.

- via een crowdfunding platform
- kan eigen vermogen of vreemd vermogen zijn
- of een product of donatie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothecaire lening
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met onroerend goed als onderpand.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheken vormen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Obligaties
Obligatielening = grote geldlening op lange termijn die verdeeld is in kleine stukken

Obligatie = bewijs van deelname in obligatielening
- Interest ontvangsten
- Aflossing van lening

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan is de rente op een obligatielening afhankelijk? 

  • Rente op kapitaalmarkt
  • Wie is de debiteur? Hoe hoger het risico, hoe hoger de rente
  • Looptijd; hoe langer, hoe hoger de rente.
  • Bijzondere voorwaarden? Bijvoorbeeld tussentijds aflosbaar door de debiteur of achtergesteld? Hogere rente! 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emissie van een nieuwe obligatielening

 

  • Prospectus met (financiële) gegevens organisatie
  • Rente, voorwaarden en looptijd lening 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De beurskoers van een obligatie
Is uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde. 

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is € 250. Op de beurs is de obligatie te koop voor € 265. 

De beurskoers is 265/250 x 100% = 106%

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandeel vs obligatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet
Leverancier
  • Verstrekt leverancierskrediet
  • Staat als debiteur op zijn balans. 
Afnemer
  • Ontvangen leverancierskrediet
  • Crediteur op de balans. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumptief leverancierskrediet
krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren).

Voordeel: 
  • kosten voor de leverancier zijn laag
  • klantenbinding

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productief leverancierskrediet

krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.

Voordelen:
  • kosten zijn meestal lager dan bankkrediet
  • risico voor de leverancier is kleiner dan voor de bank omdat de leverancier beter weet hoe de klant ervoor staat.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korting contant/krediet beperkende toeslag
Korting contant: 
Wanneer de afnemer binnen een bepaalde tijd betaald mag hij een percentage van het te betalen bedrag aftrekken. 
krediet beperkende toeslag:
verhoging factuurbedrag voor als factuur te laat betaald wordt, factuur op tijd betalen = toeslag niet betalen



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afnemerskrediet (ook consumptief en productief)
= vooruit betalen
De afnemer (de klant) verstrekt krediet aan de leverancier
Wanneer:
  • Bij speciale orders (maatwerk) 
  • Dienstverlenende bedrijven (bij wanbetaling kan je geen product terugvorderen)
  • Opkopende handel (agrarische gewassen kweken voor de klant)

Slide 21 - Tekstslide

Boot wordt in fases gebouwd en iedere keer betaal je als klant een deel vooruit

Ezelsbruggetje: 
Bij leverancierskrediet doet de leverancier de eerste stap (leveren), bij afnemerskrediet doet de afnemer de eerste stap (betalen)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekening-courantkrediet
Bij rekening-courant krediet krijgt de onderneming toestemming van de bank om tot een bepaald maximumbedrag rood te staan, het kredietplafond.  Het verschil tussen het kredietplafond en huidige bedrag dat je rood staat, noemen we dispositieruimte

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen maken
17.5/17.9

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de les maken
17.2/17.3/17.4/17.6/17.8

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies