H4beco. H18 Vreemd vermogen

Vreemd vermogen
1 / 26
volgende
Slide 1: Woordweb
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vreemd vermogen

Slide 1 - Woordweb

Aan het eind van de les kan je
- het verschil tussen een geldnemer en geldgever uitleggen;

- een (18.1) onderhandse en achtergestelde lening omschrijven;

- een (18.2) hypothecaire lening omschrijven;

Slide 2 - Tekstslide

Peter leent €2.500 voor zijn bedrijf van de bank. Peter is
A
geldgever
B
geldnemer

Slide 3 - Quizvraag

Peter leent €2.500 voor zijn bedrijf van de bank. De bank is
A
geldgever
B
geldnemer

Slide 4 - Quizvraag

Geldgever vs. geldnemer
Geldgever verstrekt de lening (= bank, familie, vrienden, andere onderneming waar het geld vandaan komt)

Geldnemer leent het geld (= Peter, de onderneming)

Slide 5 - Tekstslide

18.1 Onderhandse lening
--> lening op lange termijn door 1 geldgever verstrekt. 

Verstrekt
Geldgever --------------> geldnemer

Bank --------------> Peter




Slide 6 - Tekstslide

Onderhandse lening
Lang lopende lening (lange termijn; LVV)

Eén geldverstrekker (vaak familieleden)


Slide 7 - Tekstslide

Onderhandse lening
Voordelen
  • Direct overleg
  • nauwelijks bijkomende kosten (afsluit- of bemiddelingskosten)


Slide 8 - Tekstslide

Onderhandse lening
Nadeel
  • Soms worden niet alle afspraken even goed vastgelegd. (bij familieleden; conflicten toekomst)


Slide 9 - Tekstslide

Onderhandse lening = achtergestelde lening

Een onderhandse lening wordt vaak als achtergestelde lening verstrekt. Wat houdt dit in?

--> Hoeft pas terugbetaald te worden als alle andere schulden zijn terug betaald.

Slide 10 - Tekstslide

18.2 Hypothecaire lening
Geldlening op onderpand van een onroerende zaak (grond/gebouwen). 

Onroerende zaak als onderpand

Geldgever = hypotheeknemer (bank)
Geldnemer = hypotheekgever (eigenaar onroerende zaak)


Slide 11 - Tekstslide

Welke twee vormen van hypothecaire lening ken je?

Slide 12 - Open vraag

1 - Lineaire hypotheek
Elke periode een gelijk bedrag aan aflossing

De schuld neemt elke periode met een gelijk bedrag af; dus de rentebetalingen (die over begin/rest-schuld gaan van elke periode) nemen ook gelijkmatig af. 

Rente over de restschuld (neemt elke periode af)
Aflossing hele periode gelijk

Slide 13 - Tekstslide

2- Annuïteiten hypotheek
Annuiteit = aflossing + rente (= elke periode zelfde bedrag)
= Periodiek gelijkblijvend bedrag aan interest en aflossing samen

Rente over restschuld

Aflossing = annuïteit - rente 
Interestdeel en aflossingsdeel elk jaar 
anders. Omdat er wel elk jaar wordt afgelost wordt de schuldrest kleiner. 

Slide 14 - Tekstslide

18.3 Obligatielening (LVV)
Obligatie = bewijs van deelneming in geld lening (stukje schuld)
> lange termijn

Slide 15 - Tekstslide

Obligaties
Obligatielening = grote geldlening op lange termijn die verdeeld is in kleine stukken

Obligatie = bewijs van deelname in obligatielening
- Interest ontvangsten
- Aflossing van lening

Slide 16 - Tekstslide

Wie geven er obligatieleningen uit?

  • Overheden
  • Grote bedrijven

Slide 17 - Tekstslide

18.4 Leverancierskrediet
Leverancier levert goederen die pas later door de afnemer hoeven te worden betaalt. 

Slide 18 - Tekstslide

Leverancierskrediet
Leverancier
  • Verstrekt leverancierskrediet
  • Staat als debiteur op zijn balans. 
Afnemer
  • Ontvangen leverancierskrediet
  • Crediteur op de balans. 

Slide 19 - Tekstslide

Leverancierskrediet (KVV)
Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren). 

Voordeel: 
  • kosten voor de leverancier zijn laag
  • klantenbinding
  • auto's, wasmachines, caravans etc. 

Slide 20 - Tekstslide

Productief leverancierskrediet:
> Versterkt door de ene leverancier aan de andere (kort vreemd vermogen; gebruikelijk 1-6 maand)

Ondernemingen maken liever gebruik van leverancierskrediet dan van bankkrediet, omdat:
1. Kosten vaak lager dan bankkrediet
2. Risico voor leverancier kleiner dan voor de bank omdat de leverancier vaak beter kan beoordelen hoe de andere leverancier ervoor staat. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Zelf aan de slag

Lezen: paragraven 18.1 t/m 18.4

Maken: Opgave 18.1, 18.3, 18.4, 18.5

Slide 23 - Tekstslide

18.5 Afnemerskrediet 
18.6 Rekening-courant krediet
Uitleg paragraaf 18.5 & 18.6
Maken 18.6, 18.7, 18.9 en 18.10

Morgen examenopgave & huiswerkopdrachten

Slide 24 - Tekstslide

Leveranciers-/ afnemerskrediet

Slide 25 - Tekstslide

Waarom afnemerskrediet?
Dienstverlenende bedrijven
--> 
Speciale orders
--> 
Opkopende handel
-->

Slide 26 - Tekstslide