Beco_ Hoofdstuk 17 Vreemd vermogen

Havo H17 Vreemd vermogen




17.1  Onderhandse lening
17.2 Hypothecaire lening
17.3 Obligatie lening
17.4 Leverancierskrediet
17.5 Afnemerskrediet 
17.6 Rekening- courantkrediet

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Havo H17 Vreemd vermogen




17.1  Onderhandse lening
17.2 Hypothecaire lening
17.3 Obligatie lening
17.4 Leverancierskrediet
17.5 Afnemerskrediet 
17.6 Rekening- courantkrediet

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BALANS
Balans eenmanszaak/VOF
Eigen vermogen BV/NV
H16
H17
H17
H16

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

17.1 Onderhandse Lening
Dit is een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt.
Voordeel:
1) Direct overleg over bijv. rente, aflossingsschema etc.
2) Vaak door familieleden verstrekt (vooral bij startende bedrijven) en dus nauwelijks bijkomend kosten
3) Wordt gezien als achtergestelde lening 
Nadeel
1) Niet alles wordt goed vastgelegd kan tot problemen leiden

Slide 3 - Tekstslide

LET OP: de rente is niet lager want dit moet marktconform!

17.2 Hypothecaire lening
Hypothecaire lening:  geldlening, lange looptijd (20/30 jaar) voor een onroerend goed (= onderpand)

Het woord hypotheek gaat om het recht van een hypotheek. 
(hypotheeknemer = geldgever en hypotheekgever = geldnemer) 

Het recht van hypotheek wordt door de huiseigenaar aan de bank gegeven, in ruil daarvoor krijgt de huiseigenaar een hypotheeklening. De bank heeft, door het recht van hypotheek, het huis als onderpand voor de lening.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lineaire hypothecaire     vs Annuïtaire hypothecaire
lening                                        lening

Slide 5 - Tekstslide

bij lineaire is de aflossing steeds hetzelfde
bij annuiteit is de annuiteit (aflossing +interest) hetzelfde

Maken opgaven
Opgave 17.1
Opgave 17.2 alleen a (en 3 jaar ipv 5!)
17.3 (oefensom voor de toets)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

17.3 Obligatie lening 
- Een lening opgedeeld in kleine stukjes
- Schuldbewijs
- Jaarlijks vaste rentevergoeding ( couponrente )
- Aan het einde van de looptijd ontvangt de geldgever de nominale waarde terug
- Laag risico ( risicomijdend )

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Obligaties
- beneden pari: koers is lager dan de nominale waarde
( rente op obligatie < marktrente )

- a pari: koers is gelijk aan de nominale waarde

- boven pari: koers is hoger dan de nominale waarde
( rente op obligatie > marktrente )

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je een obligatie koopt,
koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerkend verschil tussen een aandeel en een obligatie?
A
Aandeel is een eigendomsbewijs, obligatie is een schuldbewijs
B
Aandeel krijg je rente, obligatie krijg je dividend
C
Aandelen kun je zo kopen, voor een obligatie moet je naar de notaris
D
Aandelen koop je op de effectenbeurs en obligaties op de rommelmarkt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een obligatiehouder krijgt gedurende de looptijd van de obligatie ieder jaar meestal eenzelfde bedrag aan rente uitgekeerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. Op het eind van de looptijd van een obligatielening krijgt een obligatiehouder de nominale waarde van zijn obligatie terug
II. Als op de kapitaalmarkt de rente stijgt zal de beurskoers van obligaties dalen
A
I en II zijn juist
B
I is onjuist en II is juist
C
I is juist en II is onjuist
D
I en II zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De nominale waarde van een aandeel of obligatie =
A
de waarde op de beurs
B
de waarde van het materiaal waarop het aandeel/obligatie is gedrukt
C
de waarde die op het aandeel/obligatie gedrukt staat
D
de waarde bij plaatsing van het aandeel.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De koers van een obligatie stijgt als de marktrente stijgt?
A
Onjuist
B
juist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken opgaven
17.4
17.5 (samen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

17.4 Leverancierskrediet
Leverancier
  • Verstrekt leverancierskrediet
  • Staat als debiteur op zijn balans. 
Afnemer
  • Ontvangen leverancierskrediet
  • Crediteur op de balans. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet (KVV)
Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren). 

Voordeel: 
  • kosten voor de leverancier zijn laag
  • klantenbinding
  • auto's, wasmachines, caravans etc. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productief leverancierskrediet:
>Verstrekt door de ene leverancier aan de andere (kort vreemd vermogen; gebruikelijk 1-6 maand)

Ondernemingen maken liever gebruik van leverancierskrediet dan van bankkrediet, omdat:
1. Kosten vaak lager dan bankkrediet
2. Risico voor leverancier kleiner dan voor de bank omdat de leverancier vaak beter kan beoordelen hoe de andere leverancier ervoor staat. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

17.5 Afnemerskrediet
Verstrekt afnemerskrediet/ontvangen afnemerskrediet: debet of credit?
(denk vanuit het bedrijf!)
 
Dit komt met name voor bij
  • Dienstverlenende bedrijven, bijv. abonnementen, verzekeringen en transport.
  • Speciale orders
  • Opkopende handel.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

17.6 Rekening- courantkrediet 
Een bankrekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten waarop je kan rood staan. 
  • Kredietplafond:
Het maximumbedrag dat een onderneming van de bank rood mag staan bij rekening-courantkrediet.
  • Dispositieruimte:
Het bedrag dat de onderneming maximaal kan opnemen van de bankrekening rekening houdend met het kredietplafond.
  • Anticipatiekrediet
Een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties.





Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken 
Maak opdracht:
17.6 a en b
17.7
17.8

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies