H4_Herhaling_P1

Om de inflatie te laten dalen kan de ECB de rente
1) verlagen / verhogen
Hierdoor gaan consumenten
2) meer/minder besteden
Waardoor de vraag naar producten
3) afneemt/toeneemt en de prijzen dalen.

A
1) rente verlagen 2) minder besteden 3) vraag afneemt
B
1) rente verhogen 2) minder besteden 3) vraag afneemt
C
1) rente verhogen 2) meer besteden 3) vraag toeneemt
D
1) rente verlagen 2) meer besteden 3)vraag toeneemt
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Om de inflatie te laten dalen kan de ECB de rente
1) verlagen / verhogen
Hierdoor gaan consumenten
2) meer/minder besteden
Waardoor de vraag naar producten
3) afneemt/toeneemt en de prijzen dalen.

A
1) rente verlagen 2) minder besteden 3) vraag afneemt
B
1) rente verhogen 2) minder besteden 3) vraag afneemt
C
1) rente verhogen 2) meer besteden 3) vraag toeneemt
D
1) rente verlagen 2) meer besteden 3)vraag toeneemt

Slide 1 - Quizvraag

Zet de volgende vijf verschijnselen in de juiste volgorde, begin met 1
1. De rente in Nederland stijgt
2. De bestedingen in Nederland dalen.
3. Er wordt minder geleend en meer gespaard.
4. De werkgelegenheid daalt.
5. De productie daalt.
A
1-3-2-5-4
B
1-3-5-2-4
C
1-2-3-5-4
D
1-2-5-3-4

Slide 2 - Quizvraag

Maak nu opgave 1.9 t/m 1.15
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

huishoudelijke taken, uren per week
Dani
Jaap
Jaap %  langzamer
Koken
8  (=100%)
10  (=125%)
+ 25%
Boodschappen doen
5
6
+ 20%
Huis stofzuigen
2
4
+ 100%
Comparatieve voordelen= relatieve voordeel wat iemand heeft t.o.v. de ander
Jaap heeft nergens een absoluut voordeel (Dani is overal sneller in) maar 
wel een RELATIEF voordeel in boodschappen doen 
(20% langzamer is beter dan 100% langzamer..)

Slide 4 - Tekstslide

België en Nederland moeten de taken verdelen op basis van hun comparatieve voordelen. Welk land zal kaas gaan maken?
A
Belgie
B
Nederland

Slide 5 - Quizvraag

Ik beheers het onderdeel: comparatieve voordelen
Ja
Twijfel
Nee

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Tekstslide

Bereken het liquiditeitspercentage van deze geldscheppende bank.
activa
passiva
liquide middelen
850
Rekening courant tegoed
5600
debiteuren
1450
A
6,6%
B
15,2%
C
25,9%
D
41,1%

Slide 8 - Quizvraag

Een bewering over giraal/chartaal geld:

Door het toegenomen gebruik van geldpinnen daalt het liquiditeitspercentage van de bank.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Ik beheers het onderdeel: Liquiditeitspercentage
Ja
Twijfel
Nee

Slide 10 - Poll

Slide 11 - Tekstslide

Bij een gevangenendilemma is er …..
A
altijd sprake van een dominante keuze
B
geen cel waar beide partijen beter af zijn
C
sprake van een inelastische vraag
D
nooit sprake van meeliftgedrag

Slide 12 - Quizvraag


Is er sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee, want de uitkomst is optimaal
B
Nee, want de korting geldt alleen op vrijdag
C
Ja, want er is een niet optimaal evenwicht
D
Ja, want ze hebben beide een dominante strategie

Slide 13 - Quizvraag

Twee beweringen over de uitkomsten en hun strategieën.
I. Er is sprake van een gevangenendilemma.
II. Brian en Luuk hebben niet dezelfde dominante strategie.

Welke bewering(en)
is/zijn juist?


cijfers = uren
A
Beide zijn juist
B
I is juist II is onjuist
C
I is onjuist II is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Ik beheers het onderdeel: Gevangenendilemma
Ja
Twijfel
Nee

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden van aftrekposten zijn
A
Arbeidskorting, pensioenpremie & hypotheekrente
B
Arbeidskorting & algemene heffingskorting
C
Arbeidskorting algemene heffingskorting & hypotheekrente
D
Hypotheekrente & pensioenpremie

Slide 17 - Quizvraag

Door de aftrekposten
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de 4 is GEEN heffingskorting
A
arbeidskorting
B
ouderenkorting
C
algemene heffingskorting
D
jongerenkorting

Slide 19 - Quizvraag

Meneer Neerhoff verdient in 2021 €5.100 per maand. Hij betaalt per jaar €1.050 aan hypotheekrente.
De algemene heffingskorting en arbeidskorting zijn samen €2.500

Bereken de belasting die mr. Neerhoff moet betalen op basis van het volgende tarief:
0-68.507: 37,1%
> 68507: 49,5%

Slide 20 - Open vraag

Ik beheers het onderdeel: Inkomstenbelasting
Ja
Twijfel
Nee

Slide 21 - Poll

Hoe leer jij voor economie?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide