GT3E 1.4(1)

Vandaag
- omrekenen (vorige les)
- reserveren
- klassikaal bespreken opgave 32
- Opgave 33 doen we tijdens het herhalen van de paragraaf.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- omrekenen (vorige les)
- reserveren
- klassikaal bespreken opgave 32
- Opgave 33 doen we tijdens het herhalen van de paragraaf.

Slide 1 - Tekstslide

Willem verdient €150 per maand. Waarom mag Willem €150 niet delen door 4 om het weekbedrag te berekenen?

Slide 2 - Open vraag

Omrekenen
- 32C
- €118 per week = €............... per maand
- €396 per maand = €............... per week
- Eerst naar een jaar omrekenen

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
- soorten inkomens ( uit arbeid, bezit en overdrachtsinkomen, inkomen in natura)
- Soorten uitgaven (Huishoudelijke (dagelijkse) uitgaven, vaste lasten, incidentele uitgaven)

Slide 4 - Tekstslide

Reserveren
- Niet lang bij stil staan.
- waarom?
- Ik wil over twee jaar een nieuwe scooter kopen die €1200 kost, ik heb al €200 gespaard. Hoe veel € moet ik nog per maand sparen?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1.4
- Koopkracht
- Inflatie
- loon

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Koopkracht
-hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan kopen.
- inkomen
-  Prijs van goederen en diensten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

CBS
- Centraal bureau voor de statestieken
- Inflatie: algemene prijsstijging. gevolg: je kunt minder kopen met hetzelfde inkomen
- wordt je geld meer of minder waard door inflatie?

Slide 14 - Tekstslide

Het tegenovergestelde van inflatie is deflatie. Dit is de algemene prijsdaling. Denk jij dat deflatie goed of slecht is voor een land?
A
Deflatie is goed voor een land
B
Deflatie is slecht voor een land

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
- Wat?: opgave 35 t/m 40
- Met wie?: je buurman/buurvrouw
- Welk geluidsniveau?: fluisteren
- Hoe lang?: 10 minuten

Slide 16 - Tekstslide