who and which

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning for today 

  • Kahoot 
  • Grammar: Who/which 
  • Time for questions 
  • exercises 6 till 10  

Slide 2 - Tekstslide

Betrekkelijke voornaamwoorden
Woorden die naar iets anders verwijzen 

WHO    and    WHICH  ( not witch)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een betrekkelijke bijzin?

Als je extra informatie over iets of iemand wilt geven, gebruik je een relative clause (betrekkelijke bijzin)

Zo'n zin begint meestal met who, which of that. 
In het nederlands gebruik je  'die' of 'dat'


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een betrekkelijke bijzin?

Een betrekkelijke bijzin in het Nederlands:

Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een betrekkelijke bijzin?

Een betrekkelijke bijzin in het Engels:


Sam, who lives next door, is my best friend








Slide 6 - Tekstslide

How to use it?
  • Who - bij personen                                          Na het onderwerp
  • Which - dieren en dingen                             Na het onderwerp

Je mag who en which vervangen door that als er geen komma staat voor de bijzin. Die bijzin kun je niet weglaten omdat je dan niet meer begrijpt over wie of wat het gaat.

Slide 7 - Tekstslide

The woman ... helped us at the tourist office advised us to take the City Bus Tour
A
who
B
which

Slide 8 - Quizvraag

People ........ live in Beverly Hills are often quite rich.
A
who
B
which

Slide 9 - Quizvraag

I can't find my keys ........were on the table.
A
who
B
which

Slide 10 - Quizvraag

We've got a hamster, ........ my sister bought.
A
who
B
which

Slide 11 - Quizvraag

Do: Exercises 7 till 12 / 13
Test yourself

Slide 12 - Tekstslide