§6.1 Produceren maar (11/2)

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.1 Produceren maar!
§6.2 Het gaat om de winst! 
§6.3 Op de markt
§6.4 Meer of minder productie?
3 MAVO
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.1 Produceren maar!
§6.2 Het gaat om de winst! 
§6.3 Op de markt
§6.4 Meer of minder productie?
3 MAVO

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
1. Terugblik §5.4 --> nakijken opdrachten
2. Uitleg paragraaf 6.1: Produceren maar!
3. Zelfstandig werken aan paragraaf 6.1 --> 20 min af? 
huiswerk voor vrijdag 03-03-23 par 6.1 opdr. 2 t/m 13

Slide 2 - Tekstslide

Schrift pakken en even par 5.4 nakijken
Geregistreerde werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structuurwerkloosheid
Frictiewerkloosheid
UWV
Regionale werkloosheid
Seizoenswerkloosheid

Slide 3 - Tekstslide

De werkgelegenheid is 13 miljoen in Nederland. De werkloosheid ligt op 1,4 miljoen. Hoe groot is de beroepsbevolking?
A
14,4 miljoen
B
11,6 miljoen
C
9,3 miljoen
D
0,1 miljoen

Slide 4 - Quizvraag

Kirsten heeft net haar mbo-diploma gehaald en neemt ontslag bij de Albert Heijn en is nu opzoek naar een baan die past bij haar diploma. Wat voor werkloosheid is dit?
A
Frictiewerkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 5 - Quizvraag

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele

Slide 9 - Quizvraag

Waar staat UWV voor?
A
Uitvoeringsinstituut WerknemersVerzekeringen
B
Uitvoeringsinstituut WerknemersVoorziening
C
Uitvoeringsinstituut Welke Verzekeringen
D
Uitvoeren Welke Verzekeringen

Slide 10 - Quizvraag

Doelen vandaag
  • Je kunt de vier productiefactoren noemen en er voorbeelden bij geven
  • Je kunt uitleggen wat  het verband is tussen de toegevoegde waarde van de productie en de beloning van de productiefactoren
  • Je kunt uitleggen hoe elk bedrijf in de bedrijfskolom waarde toevoegt
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren
  • Je kunt uitleggen wat afschrijving is en hoe je die berekent. 

Slide 11 - Tekstslide

Bedrijfskolom: weg van een product van oerproducent tot aan consument. Een bedrijfskolom bestaat uit meerdere schakels/bedrijfstakken. 

Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige bedrijven.

Toegevoegde waarde: een bedrijf gebruikt productiefactoren voor de bewerking van een product. Deze voegt hiermee waarde toe

Slide 12 - Tekstslide

Zet de volgende productiefasen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
Het brood wordt gebakken
Het brood wordt verkocht
Tarwe wordt geoogst
Tarwe wordt gezaaid
Tarwe wordt verwerkt tot meel

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de juiste productiefase naar de bijbehorende bedrijfskolom
Productiefase 1: 
graan produceren met behulp van de natuur 


De broodfabriek voegt € 0,65 waarde toe.

De supermarkt voegt waarde toe door dienstverlening.

De consument betaalt de totale toegevoegde waarde.

Slide 14 - Sleepvraag

Productiefactoren

Slide 15 - Tekstslide

KANO
Vragen bij het filmpje:
Pak je schrift en schrijf op:
Onder elkaar: natuur, arbeid en kapitaal
Bekijk het filmpje en beschrijf bij iedere productiefactor de voorbeelden die jij ziet
Klassikaal bespreken



Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Kapitaalintensief of arbeidsintensief 
opgave 8/9

Slide 18 - Tekstslide

Bij de Dirk hebben ze nog kassières, bij de AH hebben ze bijna alleen maar zelfscan kassa's. Welke supermarkt is arbeidsintensiever?
A
Dirk
B
AH

Slide 19 - Quizvraag

In een landbouwbedrijf is de productie bijna helemaal geautomatiseerd. Wat is het landbouwbedrijf?
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 20 - Quizvraag

Afschrijving met restwaarde
NU
OVER 10 JAAR
  • € 30.000
  • € 4.000
  • Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal jaren
  • De bus heeft een levensduur van 10 jaar. 
  • Berekening afschrijvingskosten per jaar:
 (€ 30.000 - € 4.000) : 10 € 2.600

Afschrijving=
de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed

Slide 21 - Tekstslide

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 20.000 een auto gekocht en hij wil die in 6 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 6 jaar nog voor € 2.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000

Slide 22 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Doen: maken paragraaf 6.1 opdrachten 2 t/m 13 --> 15/20 minuten 

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken



Slide 23 - Tekstslide