2hv SO Grammatica H2 en H3 versie A

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Als er een vorm van de werkwoorden
zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen
in een zin staat, is er altijd sprake van een naamwoordelijk gezegde.

1. juist
2. onjuist

In een zin met een naamwoordelijk gezegde kan ook een lijdend voorwerp staan.

1. juist
2. onjuist

Een werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin.

1. juist
2. onjuist

Als een enkelvoudige zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord bevat, dan is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord.

1. juist
2. onjuist

Een zin kan meerdere hulpwerkwoorden bevatten.

1. juist
2. onjuist

In een enkelvoudige zin kunnen nooit tegelijk een zelfstandig werkwoord en een
koppelwerkwoord voorkomen.

1. juist
2. onjuist

Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?

In zo'n situatie / lijkt / elke speler / de winnaar / te worden.

1. lijkt
2. lijkt te worden
3. lijkt [de winnaar]
4. lijkt [de winnaar] te worden

Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?

Blijft / je zus / komende jaren / fotomodel?

1. blijft
2. blijft [fotomodel]

Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?

Over de kwaliteit van uw producten / zijn / wij / altijd / zeer tevreden / geweest.

1. [tevreden]
2. [zeer tevreden]
3. zijn
4. zijn geweest

Heeft deze zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
Na de overstroming / bleek / het huis / geheel onbewoonbaar / te zijn geworden.

1. WG
2. NG

Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?

De nieuwe buurman / blijkt / een collega van mijn vader / te zijn.

1. blijkt
2. blijkt te zijn
3. [een collega]
4. [een collega van mijn vader]

Heeft deze zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
De nette directeur / schijnt / in zijn vrije tijd / een fantastische clown / te zijn.

1. WG
2. NG

Heeft deze zin een werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)?
De docent / schijnt / de toetsen / snel / na te kijken.

1. WG
2. NG

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Dat meisje zou ik graag beter leren kennen.

1. zou
2. zou leren
3. zou beter leren
4. zou leren kennen

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Mogen wij vanavond bij u blijven slapen?

1. mogen
2. mogen blijven slapen
3. mogen blijven
4. Er is geen WG

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
Mijn kleine broertje /is /absoluut/
de grappigste peuter op aarde!

1. is [mijn kleine broertje]
2. is [absoluut]
3. is [de grappigste peuter op aarde]
4. is [absoluut] mijn kleine broertje

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
De verdachte man / is / een bekende van de politie.

1. is [de verdachte man]
2. is [een bekende van de politie]
3. is
4. Er is geen NG

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
De opgeslagen spullen / bleken/ te zwaar / te zijn / voor de verhuizers.

1. bleken [de opgeslagen spullen]
2. bleken [te zwaar]
3. bleken [te zwaar te zijn]
4. bleken [te zwaar] te zijn

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?
De geopereerde patiënt / moest / een nacht /
in het ziekenhuis / blijven.

1. moest [een nacht]
2. moest [een nacht] blijven
3. moest [in het ziekenhuis] blijven
4. Er is geen NG

Wat zijn de hulpwerkwoorden?

De buren zullen toch niet de hele nacht blijven feestvieren?

1. zullen
2. zullen blijven
3. zullen blijven feestvieren
4. feestvieren

Wat zijn de hulpwerkwoorden?

Gedurende het proefwerk waren de leerlingen allemaal muisstil.

1. waren
2. geen hulpwerkwoord

Wat zijn de zelfstandige werkwoorden?

In Nederland mogen tweedeklassers nog altijd de schoolarts bezoeken.

1. mogen
2. bezoeken
3. mogen bezoeken

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Volgens onderzoek zijn de meeste coronapatiënten mannen.

1. zijn
2. geen koppelwerkwoord

Wat zijn de zelfstandige werkwoorden?

Mijn vader werkt als filiaalmanager van een drogisterij.

1. werkt
2. geen zelfstandig werkwoord

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Langs de rivier waren verliefde paartjes onder de treurwilgen aan het picknicken.

1. waren
2. aan het picknicken
3. waren aan het picknicken
4. geen koppelwerkwoord