Nodig de deelnemers uit om te gaan staan. Deel de groep op in maximaal 3 teams. Leg uit:
Jullie krijgen zo een alledaags gebruiksvoorwerp. Je krijgt 5 minuten de tijd om met je groep zoveel mogelijk ‘nieuwe’ gebruikswijzen voor het voorwerp te verzinnen. Na het overleg laat elk groepje om de beurt zien hoe het voorwerp naar jullie inziens een andere gebruikswijze krijgt. De docent(en) is de jury en beslist of iets wel/niet klopt. Het team wat de meeste gebruikswijzen voor het voorwerp verzint, wint!
Stimuleer de studenten om voor te doen hoe het gebruiksvoorwerp kan worden toegepast.
Bespreek na.
Het snelste sprookje ooit
timer
1:00
timer
0:15
timer
0:30
Slide 4 - Tekstslide
Wie houdt er hier van sprookjes? Welke sprookjes kennen jullie allemaal? Iemand gaat een sprookje vertellen en aan de andere spelers om dit na te spelen. eerst in 1 minuut, daarna in 15 seconden
Bevriezen &
Ontdooien
Slide 5 - Tekstslide
2 of 3 studenten per keer.
Studenten krijgen een locatie, een voorwerp en per persoon een personage toegewezen. Hierna start de opdracht.
Daarna krijgen ze een nieuwe locatie/personage/voorwerp toegewezen die duidelijk naar voren moet komen in de improvisatie. Ze gaan met elkaar in gesprek en moeten dus improviseren naar aanleiding van de locatie, voorwerp en het personage.
Als ik zeg bevries staan de studenten muisstil. . Als ik roep ontdooi gaan ze hiermee verder.
Daarna wisselen met 3 nieuwe personen.
Egg-Bird-Macho man
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Billy Billy Bob
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Paardenrace
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Hoge hoed spel
De eerste ronde: uitleggen (30 sec)
De tweede ronde: uitbeelden (1 min)
De derde ronde: één woord (30 sec)
Slide 9 - Tekstslide
Elke student schrijft 4 namen op Dat mogen beroemdheden zijn, maar ook vrienden, familieleden, de kat, tekenfilmfiguurtjes. Het is het leukste als het een moeilijke naam is, maar wel van iemand die iedereen kent of die makkelijk uit te leggen is. er worden teams gemaakt Ronde 1 = uitleggen (omschrijven) Regels:
– Niet rijmen
– Niet vertalen naar een andere taal (Bijvoorbeeld ‘Het Engelse woord voor wit’ als je Barry White probeert uit te leggen.)
De tweede ronde: uitbeelden In de tweede ronde doe je weer dezelfde briefjes in de pan, maar nu mag je de namen niet uitleggen, maar moet je ze uitbeelden. Het team dat de meeste briefjes heeft, wint de tweede ronde.
Regels:
– Geen voorwerpen gebruiken/erbij pakken
– Niet praten (ook geen liedje neuriën)
De derde ronde: één woord
In de derde ronde gaat wéér dezelfde briefjes in de pan, maar nu komt het allermoeilijkste. Je mag één woord kiezen waarin je het briefje uit gaat leggen. Als het goed is, heeft iedereen de briefjes al meerdere keren voorbij zien/horen komen, dus als je een passend woord weet, lukt het! Bijvoorbeeld, ‘president' als je Trump hebt opgeschreven. Het team dat de meeste briefjes heeft, wint de derde ronde.