In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
DEZE LES
Slide 1 - Tekstslide
H8.1 Geluid maken en horen
Geluid maken en horen (10 min.)
De geluidssnelheid (20 min.)
Zelfstandig werken
Afsluiting
Elke les laptop en boek meenemen!
Slide 2 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Geluidsbron = een 'voorwerp' dat geluid maakt.
Slide 3 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Geluidsbron = een 'voorwerp' dat geluid maakt
Voorbeelden:
- muziekinstrumenten
- machines
- motoren
- luidsprekers
- iPods
Slide 4 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Tussenstof (medium) = een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen.
Slide 5 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Geluid ontstaat door de trillingen van een geluidsbron.
Voorbeelden:
- Bij je stem zijn het de stembanden die trillen.
- Bij een luidspreker is het de conus die trilt.
- Bij een gitaar zijn het de snaren die trillen.
- Bij een stemvork zijn het de benen die trillen.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
8.1 Geluid maken en horen
Je kunt geluid alleen horen als er een tussenstof is.
Slide 8 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Je kunt geluid alleen horen als er een tussenstof is.
De stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen noemen we ook wel een medium.
Slide 9 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Je kunt geluid alleen horen als er een tussenstof is.
De stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen noemen we ook wel een medium.
Voorbeelden:
- lucht
- water
- koper
- glas
- ijzer
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
8.1 Geluid maken en horen
Je kunt geluid alleen horen als er een tussenstof is.
De stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen noemen we ook wel een medium.
bron
ontvanger
medium
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat klopte er niet in het filmpje?
Slide 14 - Open vraag
8.1 Geluid maken en horen
Geluid (drukveranderingen) bereiken via de oorschelp en gehoorgang de trommelvliezen.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
8.1 Geluid maken en horen
Geluid (drukveranderingen) bereiken via de oorschelp en gehoorgang de trommelvliezen.
- gehoorbeentjes
hamer, aanbeeld en stijgbeugel
- slakkenhuis
- gehoorzenuw
- hersenen
Slide 17 - Tekstslide
De menselijke stem
Slide 18 - Tekstslide
Voordat je een geluid hoort, moeten er een aantal stappen achter elkaar plaatsvinden. Zet de volgende stappen in de juist volgorde (bovenaan is stap 1).
De hersenen ontvangen het signaal.
Een geluidsbron produceert een geluid.
Je trommelvlies gaat trillen.
Je bent je bewust van het geluid: je hoort het geluid.
De luchtdruk buiten je oor verandert.
Zintuigcellen nemen de beweging waar.
Slide 19 - Sleepvraag
Geluid horen
Oorschelp
Gehoorgang
Trommelvlies
Gehoorbeentje
Slakkenhuis
Gehoorzenuw
Slide 20 - Sleepvraag
Geluid komt binnen in je oorschelp. Geef van links naar rechts aan langs welke onderdelen het geluid naar de hersenen gaat.
gehoorbeentjes
slakkenhuis
oorschelp
gehoorzenuw
Slide 21 - Sleepvraag
Alles wat geluid maakt, noem je een geluid-bron.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Geluid verspreid zich door...
A
massaveranderingen
B
drukveranderingen
C
snelheidsveranderingen
Slide 23 - Quizvraag
Geluid in de ruimte Hoe klinkt het geluid van de gitaar op de maan?
A
Hetzelfde als op aarde.
B
Zachter dan op aarde.
C
Je hoort de gitaar niet.
D
Hoger dan op aarde.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje
Slide 25 - Quizvraag
Om geluid te horen, heb je nodig: een geluid-bron, een tussenstof en je oren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
8.1 Geluid maken en horen
Geluid heet tijd nodig om zich te verplaatsen. Denk maar eens aan onweer. Je ziet de flits eerder dan dat je het geluid hoort. Het licht gaat sneller dan het geluid. Hoe langer het duurt voordat je de donder hoort, hoe verder het onweer van je vandaan is.
Slide 27 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Geluidsnelheid is de snelheid waarmee het geluid door een tussenstof beweegt.
Voorbeelden:
- lucht = 340 m/s
- water = 1450 m/s
- koper = 3800 m/s
- glas = 4300 m/s
- ijzer = 5100 m/s
Slide 28 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Slide 29 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 1:
Een geluid gaat in 0,012 seconden door een voorwerp van 0,6 meter dikte.
Bereken de geluidsnelheid door deze stof.
Slide 30 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 1:
Een geluid gaat in 0,012 seconden door een voorwerp van 0,6 meter dikte.
Bereken de geluidsnelheid door deze stof.
v=ts
Slide 31 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 1:
Een geluid gaat in 0,012 seconden door een voorwerp van 0,6 meter dikte.
Bereken de geluidsnelheid door deze stof.
m/s
v=ts=0,0120,6=50
Slide 32 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 2:
De snelheid door een ijzeren rails is 5100 m/s.
Hoelang doet het geluid erover om door 2 km ijzeren rails te bewegen?
Slide 33 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 2:
De snelheid door een ijzeren rails is 5100 m/s.
Hoelang doet het geluid erover om door 2 km ijzeren rails te bewegen?
s=2km=2000m
Slide 34 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 2:
De snelheid door een ijzeren rails is 5100 m/s.
Hoelang doet het geluid erover om door 2 km ijzeren rails te bewegen?
t=vs
s=2km=2000m
Slide 35 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Opdracht:
Meike ziet haar vader in de verte hout hakken. Als de bijl het hout treft, hoort zij pas na 0,5 seconde de klap. De afstand tussen Meike en haar vader is 168 m.
Bereken de snelheid van het geluid.
v=ts=0,5168=336
m/s
Slide 36 - Tekstslide
8.1 Geluid maken en horen
Rekenen met geluid.
Voorbeeld 2:
De snelheid door een ijzeren rails is 5100 m/s.
Hoelang doet het geluid erover om door 2 km ijzeren rails te bewegen?
t=vs=51002000=0,39s
s=2km=2000m
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de volgende opdrachten: H8.1 - 1 t/m 8. Anders huiswerk
Hoe? Eerste 15 minuten stil zonder te overleggen. Vervolgens fluisterend met je naaste buurman/buurvrouw overleggen
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Lees heel H8.1 en maak de rest van de opdrachten af.