NN6 3B H1 en H2 Lezen en Woordenschat

Oefenen voor
H1 en H2 Lezen en Woordenschat
3B
NN6
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor
H1 en H2 Lezen en Woordenschat
3B
NN6

Slide 1 - Tekstslide

In deze les krijg je een aantal vragen die je beantwoordt.  Deze vragen bereiden je voor op de toets H1 en H2 Lezen en Woordenschat
In deze LessonUp ga je een aantal vragen beantwoorden 
die je helpen de toets van 
H1 en H2 Lezen en Woordenschat 
goed voor te bereiden

Slide 2 - Tekstslide

Eén zin die de hele tekst samenvat en waarin staat wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen heet....
A
een kernzin
B
een hoofdgedachte
C
een hoofdzaak
D
een bijzaak

Slide 3 - Quizvraag

De belangrijkste zin uit een alinea heet...
A
een kernzin
B
een hoofdgedachte
C
een hoofdzaak
D
een bijzaak

Slide 4 - Quizvraag

Het belangrijkste uit een alinea heet
A
een kernzin
B
een hoofdgedachte
C
een hoofdzaak
D
een bijzaak

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld uit een tekst is
A
een kernzin
B
een hoofdgedachte
C
een hoofdzaak
D
een bijzaak

Slide 6 - Quizvraag

Een krantenartikel heeft als doel je te
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 7 - Quizvraag

Een patientenfolder van een ziekenhuis heeft als doel je te
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 8 - Quizvraag

Een bouwhandleiding voor een kast heeft als doel je te
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 9 - Quizvraag

Iemand die een reactie op een website schrijft, wil je
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent reukloos?
A
goed ruiken
B
zonder reuk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is sober?
A
Een soort ober
B
Eenvoudig

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van uitstekend?
A
heel erg goed
B
heel erg slecht
C
belabberd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor gesignaleerd?
A
gezien/opgemerkt
B
getekend

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van obstakel?
A
een takelwagen
B
iets wat in de weg staat

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent succesvol?
A
veel succes
B
vol met geluk

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent budget?
A
weinig geld
B
beschikbaar geldbedrag

Slide 17 - Quizvraag

Welk synoniem past bij conflict?
A
vrede
B
ruzie

Slide 18 - Quizvraag

Welk synoniem past bij locatie?
A
plaats
B
bedrijf

Slide 19 - Quizvraag

Welk synoniem past bij aanleiding?
A
reden
B
inleiding

Slide 20 - Quizvraag

Wat is defect?
A
een soort effect
B
kapot

Slide 21 - Quizvraag

Wat is gezuiverd?
A
eerlijk
B
schoongemaakt

Slide 22 - Quizvraag

Omschrijf 'automatisch'
A
zonder versnelling
B
vanzelf
C
zonder er iets voor te hoeven doen

Slide 23 - Quizvraag

Succes met leren voor de toets:-).

Slide 24 - Tekstslide