Nederlands: Betogen



Je telefoon ligt in je kluis/tas.
Zichtbaar? Inleveren! 📵

     Ons huiswerk is klaar wanneer dit 
verwacht wordt. 

     Je laptop ligt dicht klaar op tafel.


Je schrift en pen
    liggen klaar op tafel. 📖✍











Zijn er vragen of heb je iets niet af/bij?
Laat van je horen! 🔊


OPDRACHT 1: KRITISCHE DENKERS
Handige links!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les



Je telefoon ligt in je kluis/tas.
Zichtbaar? Inleveren! 📵

     Ons huiswerk is klaar wanneer dit 
verwacht wordt. 

     Je laptop ligt dicht klaar op tafel.


Je schrift en pen
    liggen klaar op tafel. 📖✍











Zijn er vragen of heb je iets niet af/bij?
Laat van je horen! 🔊


OPDRACHT 1: KRITISCHE DENKERS
Handige links!

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Een betoog schrijven.

OPDRACHT 1: KRITISCHE DENKERS
Handige links!

Slide 2 - Tekstslide


Hoofddoel:


Ik weet wat een betoog is en hoe ik deze kan schrijven.
lknwe
Subdoelen:




De leerdoelen: deze les

Slide 3 - Tekstslide

Theorie 1
Het doel van een betoog is overtuigen van de lezer. Je richt zo’n betoog natuurlijk niet tot een lezer die het al met je eens is, want die hoef je niet meer te overtuigen. Neem een lezer in gedachten die het nog niet helemaal met je eens is.
Het is een hele kunst om je lezer te ‘verleiden’ je tekst te gaan lezen. Met een aantrekkelijke titel en de inleiding kun je de lezer de tekst ‘binnenlokken’. Een duidelijk voorbeeld of humor kan hierbij helpen. Vervolgens zorg je ervoor dat je de lezer de juiste informatie geeft: de feiten. En je komt met overtuigende argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt en argumenten 
Een standpunt is een stelling (een mening) waarvan jij de ander wilt overtuigen. Het is een twistpunt: je kunt het hierover met een ander eens of oneens zijn. Een voorbeeld van een standpunt: ‘De brief voor de koning’ van Jan Terlouw is een geweldig boek. Of: schelden moet verboden worden. 

Slide 5 - Tekstslide

Standpunt en argumenten 
Een standpunt kun je onderbouwen met een argument. Een argument ondersteunt het standpunt; het is de reden die (volgens jou) aantoont dat het standpunt klopt. Als je om je mening wordt gevraagd, moet je die altijd met een of meerdere argumenten kunnen onderbouwen. Een antwoord als ‘gewoon’ of ‘omdat ik dat vind’ is dus niet voldoende. Als je een stelling verdedigt, dan moet je argumenten bedenken die de stelling aannemelijk (logisch en geloofwaardig) maken. Als je een stelling aanvalt, dan moet je argumenten bedenken die laten zien dat de stelling niet waar is. 

Slide 6 - Tekstslide

Argumenten onderbouwen 
Een argument moet altijd voldoende onderbouwd worden. Voor het gemak is daarvoor de afkorting ATV bedacht. ATV staat voor:
• Argument
• Toelichting (uitleg van argument)
• Voorbeeld/bewijs (feiten of voorbeelden waardoor het argument krachtiger wordt)


Slide 7 - Tekstslide

Argumenten onderbouwen 
Een voorbeeld van ATV is: ‘De brief voor de koning’ is een geweldig boek. Het is niet alleen heel spannend, maar het laat ook zien hoe trouw Tiuri aan zijn vader is en aan de opdracht die hem is gegeven (eventueel uitwerking met citaat). 


Slide 8 - Tekstslide

Argumenten onderbouwen 
Een ander voorbeeld van een standpunt met argumenten is ‘Joel Beukers is een leuke YouTuber’. Dit is je standpunt. Hier kunnen anderen het mee eens of oneens zijn. Jij zou als argument (A) bij dit standpunt kunnen geven dat Joels video’s heel vermakelijk zijn. Een toelichting (T) bij dit argument is dat hij in zijn video’s altijd bizarre dingen doet. Om je argument nog sterker te maken kun je een voorbeeld (V) geven, bijvoorbeeld dat Joel in zijn gouden Formule 1-auto op een verlaten vliegveld ging rijden. 


Slide 9 - Tekstslide

Schrijven in drie fases 
Als je een schrijfopdracht krijgt, zou je direct kunnen beginnen met schrijven. Schrijven is meestal een pittige klus. Je moet namelijk veel dingen tegelijk doen. Je moet nadenken over de inhoud: wat ga ik schrijven? Je moet nadenken over de vorm: waar eindig ik met de inleiding en begin ik met het middenstuk? Je moet nadenken over spelling en schrijfstijl. En je moet je schrijfdoel in de gaten houden. Het is daarom verstandig om je schrijfwerk in fases op te splitsen. Je doet dan de verschillende onderdelen na elkaar, in plaats van tegelijkertijd. Deze fases worden in het Engels aangeduid met de volgende termen: 

Slide 10 - Tekstslide

Prewrite: onderzoeksfase
• Doel van tekst bepalen: overtuigen (betoog)
• Publiek bepalen: voor wie schrijf je?
• Onderwerp zoeken
• W/h-vragen stellen over onderwerp
▪ Wie, wat waar, waarom, wanneer en hoe?
• Belangrijkste vragen uitkiezen
• Op zoek gaan naar een antwoord (bronnen)
• Standpunt bepalen
• Een bouwplan maken (zie theorie 3)

Slide 11 - Tekstslide

Write: schrijffase
Het accent ligt op:
• Alinea’s bouwen
• Eerste versie van je tekst schrijven


Slide 12 - Tekstslide

Rewrite: herschrijffase
• Controle op:
• Correcte taal: (werkwoord)spelling, zinsopbouw, formulering
• Alinea’s
• Aantrekkelijkheid van de tekst: gevarieerd, helder
• Doel van tekst: overtuigen
• Vormgeving



Slide 13 - Tekstslide

Peerfeedback
Het herschrijven van je tekst (fase 3) kun je het best doen nadat je feedback hebt gekregen van je maatje. Iemand anders kijkt namelijk met een andere blik naar jouw tekst dan jijzelf. Wanneer iemand anders jouw tekst leest, kan diegene jouw feedback geven over de dingen die al heel goed zijn aan je tekst en de dingen die je nog zou kunnen verbeteren. Eenvoudiger: tips en tops. Dit noemen we peerfeedback. Let erop dat iemand geen kritiek levert op jou als persoon, maar alleen wil helpen met het verbeteren van je tekst. Hier kun je van leren!



Slide 14 - Tekstslide

Indelen
Het is belangrijk om een schrijven een beetje schematisch aan te pakken en vooraf te bedenken wat je waar opschrijft, daarvoor maak je een schrijfplan.
- Titel
- Alinea 1: Inleding: Pakkend beginnen onderwerp noemen en een standpunt innemen
- Alinea 2: Argument 1 + toelichting + uitwerking (citaat, voorbeelden, feiten).
- Alinea 3: Argument 2 + toelichting + uitwerking (citaat, voorbeelden, feiten).
- Alinea 4: Slot: terugkomen op je standpunt en kort je argumenten samenvatten+mooie slotzin.



Slide 15 - Tekstslide



 Waar: Reader



 Wat: oefenopdracht

 Wanneer: x

Hoe: Zelf in stilte of met je buurman/buurvrouw zachtjes overleggen.
Klaar? Mij bij je roepen




Zijn er vragen of heb je iets niet af/bij?
Laat van je horen! 🔊


Zelf aan de slag
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide