H.4.4 Communicatie en Mediagebruik



H.4.4 Communicatie en Mediagebruik
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



H.4.4 Communicatie en Mediagebruik

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent het communicatieschema en weet hoe miscommunicatie optreedt;
  • Je kent de drie functies van massamedia voor burgers;
  • Je weet het verschil tussen publieke en commerciële omroepen (aanbod en financiering). 

Slide 2 - Tekstslide

Communicatieschema

Slide 3 - Tekstslide

Zender
Boodschap
Medium
Ontvanger
Feedback
Terugkoppeling
Zet onderstaande onderdelen in de juiste volgorde

Slide 4 - Sleepvraag

Inhoud en betrekking niveau
• Communicatie op inhoudsniveau: het gaat om het overdragen van inhoudelijke informatie (feiten);
• Communicatie op betrekkingsniveau: hoe moet de boodschap worden opgevat, hoe zijn de verhoudingen tussen de betrokkenen in een relatie? (hoe je je voelt);
• Interne en externe ruis verstoord de communicatie.

Slide 5 - Tekstslide

Wat of wie is geen zender?
A
Werkgever
B
Opleidingsmanager
C
Televisietoestel
D
Een werknemer

Slide 6 - Quizvraag

Deur dicht!
Hoe kun je deze zin verbeteren op inhoud- en betrekkingsniveau

Slide 7 - Open vraag

Wat is een 'boodschap'
A
Ja, dat zal ik doen
B
Nee, daar kom ik ik niet aan toe
C
Volgende les neem je je laptop mee
D
Je smartphone

Slide 8 - Quizvraag

Wat helpt bij het voorkomen van miscommunicatie?
A
Complexe zinnen
B
Duidelijke en eenvoudige taal
C
Negeren van vragen
D
Onzekerheid over de boodschap

Slide 9 - Quizvraag

Ik lust wel koffie!
Hoe kun je deze zin verbeteren op inhoudsniveau? wat wordt er mee bedoeld?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Wat is ruis in communicatie?
"Ruis is een communicatie storing, waarbij de boodschap niet goed overkomt"

Slide 12 - Tekstslide

Interne ruis
Interne ruis -->  De oorzaak ligt bij de zender of ontvanger.

Bijvoorbeeld: 
  • Afleidingen (Je bent in gedachten)
  • Emoties (Je hebt net ruzie gehad)
  • De zender mompelt, is niet goed te verstaan

Slide 13 - Tekstslide

Externe ruis
Externe ruis --> komt van buitenaf, 

Bijvoorbeeld: 
  • Lawaai van buiten door druk verkeer
  • Een mobiel dat op tafel ligt en afgaat
  • Leerlingen op het leerplein

Slide 14 - Tekstslide

Hoe voorkom je ruis?
Om ruis te voorkomen, kun je ervoor zorgen dat je:

  •  In een rustige omgeving bent
  •  Duidelijk en beknopt spreekt
  • Je telefoon uit hebt /op stil hebt staan
  • Goed luistert en vragen stelt.

Slide 15 - Tekstslide

Voorwaarden succesvolle communicatie
Technische voorwaarde: zender en ontvanger spreken dezelfde taal;
Cognitieve voorwaarde: zender en ontvanger communiceren op hetzelfde intellectuele niveau;
Interpretatieve voorwaarde: aan de gebruikte woorden moet dezelfde interpretatie worden toegekend;
Affectieve voorwaarde: gebruikte taal, gebaren en handelingen moeten bij beide partijen dezelfde emotionele betekenis hebben.

Slide 16 - Tekstslide

Cognitieve voorwaarde

Slide 17 - Tekstslide

verbaal/non-verbaal
Je boodschap moet congruent zijn. Je gebaren, houding en stemgebruik moeten in overeenstemming zijn met de argumenten en inhoud die je brengt.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat is een belangrijk aspect van non-verbale communicatie?
A
Stemgeluid
B
Gezichtsuitdrukkingen
C
Lichaamstaal
D
Geschreven tekst

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Hoe communiceert Mark Rutte in deze video?
A
Houding en boodschap zeggen hetzelfde
B
Houding en boodschap passen niet bij elkaar
C
Slechte boodschap, maar Rutte heeft optimistische houding
D
Positieven boodschap, maar Rutte heeft pessimistische houding

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Wat klopt hier niet?????
timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

Kleding als communicatie

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Wat betekent 'massamedia'?
A
Persoonlijke communicatie
B
Media voor kleine groepen
C
Alleen sociale media
D
Media voor een groot publiek

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Nieuwsfunctie

Slide 30 - Tekstslide

Educatiefunctie
Sommige zenders specialiseren zich in programma’s waarbij het leerelement centraal staat. Dagbladen en tijdschriften plaatsen vaak artikelen met educatieve waarde.​

Slide 31 - Tekstslide

Opiniërende functie

Programma’s die bijdragen tot de meningsvormen van de ontvanger. ​

Programma’s als: Lagerhuis, commentaar op belangrijke gebeurtenissen van hoofdredacteuren en rubriek met ingezonden brieven.​

Slide 32 - Tekstslide

Sociale functie

Mensen komen via de allerlei soorten van media met elkaar in contact.​

Slide 33 - Tekstslide

Amusementsfunctie
Programma’s of artikelen die gericht zijn op het vermaken van de mens.​
Speelfilm, soapseries

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Soorten kranten
  • Niet-landelijke dagbladen
  • Huis-aan-huisbladen
  • Landelijke dagbladen

Slide 36 - Tekstslide

Eigenschappen kranten





  • Algemene kranten - richtingskranten
  • Progressieve kranten - conservatieve kranten
  • Populaire kranten - conservatieve kranten

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Waarom is fakenieuws gevaarlijk?
A
Het is makkelijk te herkennen.
B
Het is altijd grappig.
C
Het beïnvloedt publieke opinie.
D
Het kan verwarring veroorzaken.

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Link

Omroepen

Slide 42 - Tekstslide

Publieke - en commerciële omroepen in Nederland

Slide 43 - Tekstslide

Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?

Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video