1d (26-05-2020)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Halloo 1d? Wie geht's?

Hausaufgaben für heute

Für heute:

• Schritt 24: 
• Aufgabe 3 Lesen 
• Aufgabe 4 Grammatik herhaling 
• Aufgabe 5 Lesen 
• Aufgabe 6 hören

Lernziele

Für heute:

• Grammatik herhaling bezittelijke voornaamworden
• Grammatik herhaling woorden met stam -d/-t of s-klank
• Herhaling Vokabular S22

Vertaal
de foto

1. Das Foto
2. Das Bild
3. Der Foto
4. Die Bild

Vertaal
de keuken

1. Der Küchen
2. Der Küche
3. Die Küche
4. das Küchen

het bed

de kast

de meubels

de kamer

tevreden

Der Schrank

Das Bett

zufrieden

Die Möbel

Das Zimmer

De bezittelijke voornaamwoorden

• Bezittelijke voornaamwoorden: geven een relatie aan met een persoon of bezit
• voorbeelden: mijn, jouw, uw, zijn, haar etc.
• mijn = mein, jouw = dein, uw = Ihr, zijn = sein

vertaling van de bezittelijke voornaamwoorden

mijn                mein-

jouw               dein-

zijn                  sein-

haar                ihr-

ons, onze     unser-

jullie               euer-

hun                 ihr-

uw                   Ihr-

geen               kein-

vervoegen van de bezittelijke voornaamwoorden

• Bezittelijke voornaamwoorden hebben dezelfde vervoeging als lidwoorden van de ein-Gruppe

 

	m	v	o	mv
+1	ein Mann	eine Frau	ein Kind	keine Kinder

vervoegen

het geslacht van de zelfstandige naamwoorden is heel belangrijk voor de vervoeging van de bez. vnw. , zie hieronder

• ein Freund, mannelijk  dus mein Freund
• eine Freundin, vrouwelijk, dus meine Feundin
• ein Haus, onzijdig, dus mein Haus
• keine Freunde, meervoud, dus meine Freunde

Uitzonderingen

• als bezittelijk vnw. ihr kan zowel "haar" als "hun" betekenen 

• ihr Vater = haar vader of hun vader

• Met een hoofdletter betekent het uw. 

• Ihr Vater = uw vader

uitzonderingen

• ihr betekent als persoonlijk voornaamwoord "jullie"

• jullie zijn  = ihr seid

uitzonderingen

• Als er na euer en -e in de uitgang komt, vervalt de laatste -e

• euer Haus   =     jullie huis

• eure Freunde    =    jullie vrienden

Grammatik: regelmatige werkwoorden

Schritt 24: Seite 110

• Regelmatige werkwoorden met in de stam een -d of -t klank

• voorbeeld melden

voorbeeld melden

• melden: stam is meld-

• uitgang bij du is -st

• uitspraak moeilijkheden, daarom een extra -e

• du meldest

melden

Naast du, ook een extra -e bij er/sie/es en ihr

ich	melde
du	meld est
er/sie/es	meld et
wir	melden
ihr	meld et
Sie/sie	melden

andere voorbeelden

Hetzelfde geldt ook voor arbeiten (stam arbeit-) 

ich	arbeit -e
du	arbeit -est
er/sie/es	arbeit -et
wir	arbeit -en
ihr	arbeit -et
Sie/sie	arbeit -en

Grammatik

• bij woorden met een s-klank komt er bij du geen -e in de uitgang.

voorbeelden 

• heißen: stam = heiß-,  du heißt
• reisen: stam = reis-, du reist
• tanzen: stam = tanz-, du tanzt

Grammatik quiz

Meld je aan met de code die in beeld staat

Geef antwoord op de volgende vragen

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

Als je een bezittelijk voornaamwoord wil gaan maken, welk groep moet je dan goed kennen?

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Welke vertaling heeft "ihr"

1. zij en haar
2. haar en hun
3. jij en hij
4. jullie en zij

Wat is de vertaling van "euer"

1. ik
2. hij
3. jullie
4. hen

Wat gebeurt er bij een s klank. Welke persoonlijke voornaamwoorden veranderen?

1. du krijgt alleen een -t in de uitgang
2. er/sie en es krijgen een -t in de uitgang
3. ihr krijgt een -t in de uitgang
4. u krijgt een -t in de uitgang

Wat gebeurt er met "euer" als er een -e in de vervoeging staat.

1. vervalt de -e voor de r dus eure
2. komt er een extra -e bij dus eueere
3. dan blijft het hetzelfde dus euere

"Jij werkt", hoe vertaal je dat?
du................

1. du arbeitst
2. du arbeitest
3. du arbeitet
4. du arbeist

Wohnung (woning) is vrouwelijk.
Hoe vertaal je "uw woning"?

1. eure Wohnung
2. deine Wohnung
3. Ihre Wohnung
4. meine Wohnung

Hond is mannelijk, dus "ein Hund".
Hoe vertaal je "jouw hond"

1. dein Hund
2. Ihre Hund
3. deiner Hund
4. deine Hund

Hoe vertaal je "hij heet"

1. er heißst
2. er heißt
3. er heißest
4. er hieß

wat betekent "ihr" als persoonlijk voornaamwoord

1. jij
2. u
3. jullie
4. ik

Wiederholung Lernziele

Für heute:

• Grammatik herhaling bezittelijke voornaamworden
  
• Grammatik herhaling woorden met stam -d/-t of s-klank
  
• Herhaling Vokabular S22

Hausaufgaben

Für das nächste Mal:

Schritt 25 Aufgabe 2, 3, 4

Bis zum nächsten Mal