bijna niet zonder contact met andere mensen kunnen.
C
verplichtingen naar elkaar hebben.
D
Met elkaar zakelijke relaties aangaan
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Je noemt mensen sociale wezens omdat ze:
A
Economische bindingen met elkaar hebben
B
bijna niet zonder contact met andere mensen kunnen.
C
verplichtingen naar elkaar hebben.
D
Met elkaar zakelijke relaties aangaan
Slide 1 - Quizvraag
Wanneer een man voor het bedrijf van zijn vrouw werkt, is er sprake van:
A
Alleen een persoonlijke relatie
B
alleen een zakelijke relatie.
C
Een zakelijke en persoonlijke relatie
D
een dubbele moraal.
Slide 2 - Quizvraag
De opvattingen over liefde en seksualiteit zijn voor bijna alle mensen hetzelfde. Deze uitspraak is:
A
waar, want overal ter wereld houden mensen van elkaar
B
niet waar, want mensen denken heel verschillend over seksualiteit
C
waar, want in elke cultuur krijgen mensen kinderen.
D
niet waar, want de wet bepaalt hoe we daarover denken.
Slide 3 - Quizvraag
……………………………. Dit hoort bij de dominante Nederlandse seksuele moraal. Welke zin is weggelaten?
A
Homo's mogen niet met elkaar trouwen
B
Je bent trouw aan je partner.
C
Seks is alleen voor getrouwde partners.
D
Seks is niet belangrijk in een liefdes-relatie.
Slide 4 - Quizvraag
15. Welke uitspraken zijn juist? 1. Bij een huwelijk moeten altijd de ouders aanwezig zijn. 2. Bij een huwelijk moeten minstens twee getuigen aanwezig zijn.
A
Alleen 1.
B
Alleen 2
C
1 en 2
D
Geen van beide
Slide 5 - Quizvraag
Als twee mensen met elkaar trouwen dan:
A
krijgt alleen de man er veel plichten bij.
B
is dat alleen maar om te laten zien dat ze van elkaar houden.
C
verwisselen ze een zakelijke voor een persoonlijke relatie
D
krijgen beiden er rechten en plichten bij.
Slide 6 - Quizvraag
Als twee mensen willen trouwen, moeten ze:
A
van elkaar houden
B
Hetzelfde geloof hebben
C
hetero zijn
D
Niet getrouwd zijn met een ander
Slide 7 - Quizvraag
Welke van de onderstaande begrippen lijkt het meest op een huwelijkscontract?
A
Een geregistreerd partnerschap
B
een ritueel.
C
Een samenlevingscontract
D
een verloving
Slide 8 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Mensen met een hogere machtspositie maken altijd misbruik van hun macht. 2. Machtsposities tussen mensen zullen altijd bestaan.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 9 - Quizvraag
Waarom is seksuele grensoverschrijding een maatschappelijk probleem?
A
Er zijn verschillende meningen over wat het is.
B
Het heeft invloed op het seksuele moraal
C
Veel mannen en vrouwen krijgen ermee te maken.
D
Het zorgt voor verschillen in machtsposities
Slide 10 - Quizvraag
Welke hashtag gebruiken mensen om seksueel grensoverschrijdend gedrag aan te kaarten?
A
#BlijfAf.
B
#NoSex.
C
#MeToo.
D
#SeksueelGeweld.
Slide 11 - Quizvraag
Twee mensen kunnen hun conflict niet oplossen, maar ze willen niet naar de rechter. Wat kunnen ze doen om er toch uit te komen?
A
Een contract afsluiten
B
Naar een mediator gaan
C
Zich erbij neerleggen
D
Zich ziekmelden
Slide 12 - Quizvraag
Welke uitspraak past bij trouwen op huwelijkse voorwaarden?
A
Je deelt wel elkaars bezittingen, maar niet elkaars schulden.
B
De bezittingen zijn van beide partners.
C
Je laat vastleggen wat van wie is.
D
Je krijgt bij echtscheiding ieder de helft.
Slide 13 - Quizvraag
Een vrouw heeft 10.000 euro gespaard. Ze is in gemeenschap van goederen getrouwd met een man die 20.000 euro heeft gespaard. Wat krijgt de vrouw bij een echtscheiding?
A
10.000 euro
B
15.000 euro
C
20.000 euro
D
30.000 euro
Slide 14 - Quizvraag
Ouderlijk gezag houdt in dat de ouders hun kinderen:
A
toestemming moeten geven om te trouwen tot ze 21 jaar zijn.
B
moeten verzorgen en opvoeden
C
tot hun 23e jaar moeten onderhouden
D
volgens de wet vrij moeten laten in hun beslissingen.
Slide 15 - Quizvraag
In Nederland speelt vanaf 1960 de individualisering een belangrijke rol. Individualisering wil zeggen dat iemand:
A
gezien wil worden als een zelfstandig individu
B
economisch afhankelijk is.
C
veel zakelijke relaties heeft
D
een samenlevingscontract heeft afgesloten
Slide 16 - Quizvraag
1. Het homohuwelijk is in Nederland toegestaan. 2. Twee samenwonende homo’s kunnen een samenlevingscontract opstellen
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Als een kind 18 jaar wordt, hebben de ouders:
A
geen verplichtingen meer naar hun kind.
B
alleen nog het recht om te bepalen hoe hun kind zijn geld uitgeeft.
C
de plicht de kosten van hun kind tot zijn 21e te betalen
D
alleen nog het recht om het huwelijk van hun kind tegen te houden
Slide 18 - Quizvraag
Zijn de uitspraken over huwelijkse voorwaarden juist of onjuist? 1. Trouwen op huwelijkse voorwaarden zie je vaak bij partners met een verschillend geloof. 2. Bij trouwen op huwelijkse voorwaarden zijn alle bezittingen van beide partners samen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 19 - Quizvraag
Grenzen stellen is in de praktijk vooral lastig als er sprake is van … Welke woorden zijn weggelaten?
A
een maatschappelijk probleem.
B
machtsmisbruik.
C
Seksueel misbruik
D
Seksuele intimidatie
Slide 20 - Quizvraag
Is het gedrag in de voorbeelden grensoverschrijdend? 1. Een klasgenoot maakt steeds grapjes over Denises huidskleur. 2. Een klasgenootje kietelt Richard steeds, ook al vraagt hij steeds om hiermee te stoppen.
A
Alleen 1 is grensoverschrijdend gedrag.
B
Alleen 2 is grensoverschrijdend gedrag
C
1 en 2 zijn beide grensoverschrijdend.
D
1 en 2 zijn geen van beide grensoverschrijdend
Slide 21 - Quizvraag
Kan een meisje van 16 jaar trouwen?
A
Ja, maar ze moet dan wel toestemming hebben van haar ouders.
B
Ja, maar dan moet de jongen wel meerderjarig zijn.
C
Ja, maar alleen met een familielid.
D
Nee, want ze is minderjarig
Slide 22 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Als je geblowd hebt mag je niet trouwen. 2. Om te kunnen trouwen zijn er maar twee mensen nodig
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 23 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Machtsverschillen zie je alleen in zakelijke relaties. 2. Een relatie tussen een trainer en een topvoetballer is in de eerste plaats een zakelijke relatie
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 24 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Persoonlijke relaties zijn gebaseerd op afspraken en verplichtingen. 2. Je kunt met iemand zowel een persoonlijke als een zakelijke relatie hebben
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Waarom zijn relaties tussen mensen belangrijk voor de samenleving?