(W46 blauw) Onderwerp

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7,8

Welkom

1. Huiswerk bespreken
2. Werkstuk de inleiding
3. Taal: het onderwerp
4. Zelfstandig werken
5. Terugkijken
6. Nieuwsbegrip

Welkom

1. Huiswerk bespreken
2. Werkstuk uitleg
3. Taal: het onderwerp
4. Terugkijken
5. Nieuwsbegrip

Werkstuk

• Een soort dun informatieboekje over een onderwerp
• Je heb een onderwerp gekozen uit de lijst 'aardrijkskunde' of 'geschiedenis' op Junior Einstein
• Elke week doen we een stukje, de planning staat op Trello. Volg deze planning! Deze week: de inleiding schrijven. 
• Sla alles op in de gezamenlijke Google Drive map

>>21 december inleveren<<

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. waar
2. niet waar

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden uit de zin. Hoort de persoonsvorm hier ook bij?

1. nee
2. ja

Het onderwerp in de zin kan ik vinden door de vraag te stellen
"Wie of wat +pv?"

1. waar
2. niet waar

Juf Suzanne vraagt aan de kinderen wat een persoonsvorm is.

1. juf Suzanne
2. vraagt
3. de kinderen
4. persoonsvorm

Vandaag draag ik een spijkerbroek.

Wat is de persoonsvorm?

1. vandaag
2. draag
3. ik
4. een spijkerbroek

Ik zit aan tafel.

Wat is de persoonsvorm?

1. Ik
2. tafel
3. aan
4. zit

Wij kopen een nieuwe auto.

Wat is de persoonsvorm?

1. kopen
2. wij
3. nieuwe
4. auto

De hond zit op het gras.

Wat is de persoonsvorm?

1. op
2. de hond
3. zit
4. gras

Het is bijna kerstvakantie.

Wat is de persoonsvorm?

1. kerstvakantie
2. is
3. bijna
4. het

De tocht heeft ons twaalf euro gekost.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. de boottocht
2. heeft gekost
3. gekost
4. twaalf

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ik
2. ben
3. naar school
4. gelopen

Hij steekt een lucifer aan.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. steekt
2. hij steekt
3. steekt aan
4. steekt lucifer

De jongen heeft een vis gevangen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. heeft gevangen
2. een vis gevangen
3. de jongen heeft
4. een vis

Hij snijdt de groente met een mes.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. snijdt
2. snijdt groente
3. hij snijdt
4. hij snijdt groente

Dat gebeurt bij ons niet elke dag.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. gebeurt dag
2. gebeurt
3. gebeurt niet elke dag
4. gebeurt elke dag

Ik leer het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

De man en de kleine hond
liepen naar huis.
Wat is het onderwerp?

1. De man
2. De man en de kleine hond
3. naar huis
4. de kleine hond

Hij verbrandde zijn hand aan het vuur.

Wat is het onderwerp?

1. hij
2. verbrandde
3. hand
4. vuur

Mijn buurman gleed uit over de vloer.

Wat is het onderwerp?

1. gleed
2. mijn buurman
3. buurman
4. vloer

De kerstboom met de mooie takken staat in de kamer.

1. de kerstboom
2. de mooie takken
3. kerstboom
4. de kerstboom met de mooie takken

succes

tot zo

persoonsvorm

werkwoordelijk
gezegde

onderwerp

Dit heb ik geleerd vandaag:

huiswerk week 46

1. Werkstuk: onderwerp kiezen en inleiding schrijven
2. Nieuwsbegrip