Hoe overtuig je mensen van jouw mening in een tekst?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vandaag
Korte herhaling van les 24 (informeel en formeel)
Les 25: de lezer overtuigen
Hoe overtuig je mensen van jouw mening in een tekst?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Het taalgebruik van 'Willy' is ...
A
Formeel
B
Informeel
Slide 3 - Quizvraag
Herschrijf de volgende zin zodat deze formeel wordt: 'Ik heb een wekker bij jullie gekocht maar dat ding doet 't voor geen meter. Beter geven jullie mijn geld terug'
Slide 4 - Open vraag
Les 25.1
De lezer overtuigen
Overtuigen = overhalen. Je wilt je gelijk krijgen!
Hoe doe je dat?
Slide 5 - Tekstslide
Dat kan zo:
...maar dat is natuurlijk niet hoe we het willen hebben
Slide 6 - Tekstslide
Het veel netter (formeler!) om je uit te drukken door middel van woorden.
Bijvoorbeeld door het schrijven van een betogende tekst (een betoog).
Denk bijv. aan een pamflet of een facebookbericht
Slide 7 - Tekstslide
Dus,
Je hebt een mening Je wilt iemand overtuigen
Dit wil je doen door middel van een tekst
Waar begin je?????
Slide 8 - Tekstslide
Stap 1
Bepaal je standpunt en kijk hoe je die het beste kunt formuleren
Standpunt = stelling = mening
VB: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven
Slide 9 - Tekstslide
Stap 2
Bedenk argumenten
Argumenten ondersteunen jouw standpunt
Hoe meer argumenten hoe beter Hoe meer argumenten gebaseerd op feiten hoe beter
Slide 10 - Tekstslide
VB: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven want het aantal besmettingen neemt toe, de online lessen zijn veel beter dan de gewone lessen en we kunnen langer uitslapen
Slide 11 - Tekstslide
Hoeveel argumenten zitten er in het voorbeeld?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quizvraag
Argumenten herken je aan het signaalwoord want
Signaalwoord staat niet altijd in de tekst maar in je hoofd kun je ze voor een argument zetten.
Kijk maar:
Slide 13 - Tekstslide
Standpunt: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven
want het aantal besmettingen neemt toe want de online lessen zijn veel beter dan de gewone lessen want dan kunnen we langer uitslapen
Slide 14 - Tekstslide
Even oefenen....
Geef aan of je te maken hebt met een standpunt of argument. Het gaat om het tekstgedeelte tussen de haakjes
Slide 15 - Tekstslide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 16 - Quizvraag
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt
Slide 17 - Quizvraag
[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 18 - Quizvraag
Stap 3
Verdiep je in de tegenargumenten
Waarom zou de tegenpartij het niet met mij eens kunnen zijn? Met welke argumenten komt de tegenpartij? Zijn die argumenten wel sterk?
Slide 19 - Tekstslide
Geef een tegenargument: 'Scholen moeten het hele schooljaar gesloten blijven want de online lessen zijn beter'
Slide 20 - Open vraag
Feitelijke argumenten --> controleerbaar
Waarderende argumenten --> bevat een oordeel
Slide 21 - Tekstslide
Was jouw tegenargument feitelijk of waarderend?
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 22 - Quizvraag
Pas als je weet wat je standpunt is, wat mogelijke argumenten zijn en wat eventuele tegenargumenten kunnen zijn, kun je gaan schrijven!
Je begint dan met het kiezen (selecteren) van je argumenten (stap 4)
Slide 23 - Tekstslide
Stap 5 = het maken van een schrijfplan (later meer info) Stap 6 = het schijven van je betogende tekst
Doe je dat goed? Dan overtuig je misschien wel mensen van jouw mening!