Hoofdstuk 3 Werk en Werkloosheid Les 2

Herhaling 
Hoofdstuk 2 en 3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 
Hoofdstuk 2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Bereken de i/a-ratio op basis van de volgende gegevens:

Slide 2 - Open vraag

De afspraken over bijvoorbeeld stijging van het loon gelden ook voor de werknemers die geen lid zijn van een vakbond.

Deze werknemers hebben dus wel de baten (van de cao), maar niet de lasten (contributie vakbond). Dit noemen we?

Slide 3 - Open vraag

Wanneer het lidmaatschap van een vakbond verplicht zou zijn...

I kunnen vakbondsleden niet meer voorgetrokken worden tegenover niet-vakbondsleden.

II zijn er in ieder geval geen meelifters meer.
A
Bewering I is juist, bewering II is onjuist
B
Beide bewerkingen onjuist
C
Beide bewerking juist
D
Bewering I is onjuist, bewering II is juist

Slide 4 - Quizvraag

In een bepaalde bedrijfstak zijn
80 duizend mensen werkzaam, waarvan er 25 duizend aangesloten zijn bij een vakbond.
Wat is in deze bedrijfstak de organisatiegraad?
A
10%
B
26,7%
C
31,3%
D
67,3%

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voor een paar met 2 kinderen is de koopkracht gestegen met 1,3% in 2020.
Inflatie is gemiddeld 1,1% in datzelfde jaar.
Bereken in deze situatie met hoeveel procent het nominale inkomen gestegen moet zijn!

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Prijscompensatie betekend dat ..
A
De lonen meer stijgen dan de prijzen
B
De lonen evenveel stijgen als de prijzen
C
De lonen minder stijgen dan de prijzen

Slide 19 - Quizvraag

Het loon voor de prijscompensatie is €40.000,-.
De inflatie is 3%.
Hoeveel bedraagt het loon na prijscompensatie?

A
41.600 euro
B
38.800 euro
C
41.200 euro
D
41.300 euro

Slide 20 - Quizvraag

Stel dat de inflatie in een land 2,2% is. En na CAO-onderhandelingen stijgen de lonen met 3%. Is er dan sprake van initiele loonstijging?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Twee beweringen:

I Wanneer iemand promotie maakt en daardoor meer loon krijgt, heet dat een initiële loonstijging.

II Als de lonen meer stijgen dan de inflatie, heet dat een incidentele loonstijging.
A
Bewering I is juist, bewering II is onjuist
B
Beide bewerkingen onjuist
C
Beide bewerking juist
D
Bewering I is onjuist, bewering II is juist

Slide 22 - Quizvraag

Stel dat de inflatie in een land 2,2% is. En na CAO-onderhandelingen stijgen de lonen met 3%. Is er dan sprake van initiele loonstijging?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk - keuzemenu
BEKIJK JE LEERDOELENKAART VAN H3

Keuze 1: nog oefenen met Leerdoelen 7 & 8
maak opdrachten 3.5; 3.6; 3.7; 3.8; 3.9; 3.10; 3.11; 3.14; 3.22; 3.23; 3.26
Keuze 2: werk aan leerdoelen 9 & 10

Slide 25 - Tekstslide

Stel dat de inflatie in een land 2,2% is. En na CAO-onderhandelingen stijgen de lonen met 3%. Is er dan sprake van initiele loonstijging?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag